Het Geïndividualiseerd Project voor Maatschappelijke Integratie (GPMI)

Versie nr.: 02
Online sinds: 16-12-2016
Laatste wijziging: 20-01-2017
Printklare versie: 20161101_TF_NL_GPMI_vf.pdf

  1. Gebruiksaanwijzing en afkortingen
  2. Context
  3. Wat is een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie?
    1. Algemeen
    2. Bijzonderheden
  4. Wat zijn de eigenschappen van een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie?
    1. Een GPMI wordt vastgelegd in een contract
    2. Een GPMI wordt uitgewerkt in functie van de vaardigheden, de verwachtingen en de behoeften van de betrokken persoon
    3. Een GPMI kan verschillend georiënteerd zijn
    4. Een GPMI kan facultatief of verplicht zijn
    5. Een GPMI kan aangepast worden
    6. Sancties bij het niet naleven van het GPMI
  5. Welke algemene voorwaarden zijn van toepassing op ieder geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie?
  6. Welke zijn de verschillende vormen van geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie en welk is hun doelpubliek?
    1. Het GPMI dat binnen een bepaalde periode leidt tot een arbeidsovereenkomst
    2. Het GPMI gericht op vorming
  7. Welk OCMW is territoriaal bevoegd?
  8. Het aangesproken OCMW is territoriaal niet bevoegd: wat moet er gebeuren?
  9. Het aangesproken OCMW is territoriaal bevoegd: wat moet er gebeuren?
    1. De leeftijd van de persoon controleren
    2. Nagaan of het verplicht is een GPMI af te sluiten
    3. Nagaan of de persoon arbeidsgeschikt is
    4. Nagaan of er billijkheids- of gezondheidsredenen zijn
    5. Een vorm van GPMI uitwerken aangepast aan de behoeften van de persoon
    6. De persoon op de hoogte brengen van de inhoud, de draagwijdte en de gevolgen van het GPMI contract
    7. De persoon op de hoogte brengen van zijn recht om gehoord te worden
    8. Het GPMI evalueren en aanpassen
    9. Sancties bij niet naleving
  10. De subsidie van de Federale Staat
    1. Eerste toelage
    2. Toelage "studies met een voltijds leerplan"
    3. Toelage "verlenging"
    4. Toelage "tweede kans"
    5. Rol van de inspectiedienst van de POD MI inzake GPMI
    6. Aanpassing van de informaticatool
  11. Bijzonderheden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
  12. Veelgestelde vragen
  13. Wettelijke basis
  14. Voetnoten
  15. Andere nuttige fiches in verband met het onderwerp

1. Gebruiksaanwijzing en afkortingen

De Technische Fiches zijn bedoeld om de terreindeskundigen een praktische, duidelijke en geactualiseerde informatie te verschaffen over de verschillende vormen van steun en diensten aangeboden door de OCMW’s. Iedere fiche probeert exhaustief te zijn, maar in geval van twijfel is het nochtans aangeraden van andere bronnen te raadplegen.

Alle Technische Fiches staan ter beschikking op de website www.ocmw-info-cpas.be.

Om de verschillende vormen van steun, die zijn opgenomen in de fiches, te kennen, kan u informatie opzoeken zowel via een inventaris als via een alfabetische trefwoordenlijst.

We vestigen de aandacht van de lezer er op dat het belangrijk is van de datum van de laatste actualisering van de fiche na te gaan (zie datum onder de titel van de fiche).

Elke fiche hanteert in het algemeen dezelfde structuur. Na een beschrijving van de context, gaat de fiche verder met het geven van een antwoord op de vragen wat is het?, wie is er rechthebbende? en welk OCMW is er bevoegd?. Vervolgens worden de toepassingsmanieren behandeld, met name in het onderdeel wat moet het bevoegde OCMW doen om de steun toe te kennen? Voor elke vorm van steun wordt er ook een onderdeel besteed aan de staatssubsidie.

Naast iedere technische fiche die een bepaalde vorm van steun behandelt, bestaat er in principe ook een gebruiksvriendelijke fiche.

Deze gebruiksvriendelijke fiche geeft een antwoord op de concrete vragen van gebruikers en is opgesteld in de vorm van “Veelgestelde Vragen”.

We raden deskundigen dan ook aan van de gebruiksvriendelijke fiches te raadplegen. Deze behandelen immers dezelfde onderwerpen als de technische fiches, maar dan vanuit het standpunt van de steunaanvrager. Deze gebruiksvriendelijke fiches kunnen ook dienen als informatiedocument voor het grote publiek.

De informatie die hier wordt aangeboden is geen wettige basis om rechten te doen gelden. Daarvoor verwijzen we naar wetteksten en reglementen.

Afkortingen die worden gebruikt in deze fiche:

De ingekaderde tekst wil de aandacht vestigen op belangrijke bepalingen.

up

2. Context

Het beginsel van het geïndividualiseerde integratieproject is ingevoerd in de wet op het bestaansminimum in 1993 (1). Op grond van de vaststelling dat het aantal jonge bestaansminimumtrekkers toenam en de wet op het bestaansminimum ontoereikend was om jongeren te behoeden voor een langdurige uitsluiting, heeft de wetgever destijds aan de relatie van de maatschappelijke dienstverlening een “extra aspect” willen geven. Zo werd een instrument aangereikt dat bedoeld is om krachten, bronnen en energie te mobiliseren met het oog op de verwezenlijking van concrete en progressieve integratiedoelstellingen. Het geïndividualiseerd integratieproject werd dus begrepen als middel om de negatieve effecten van de financiële afhankelijkheid te bestrijden en dit door het recht op het bestaansminimum te koppelen aan bepaalde verplichtingen, en door de integratie te bevorderen van jonge rechthebbenden op het bestaansminimum.

Sinds 1993 kon het behoud van het recht op het leefloon gekoppeld worden aan het afsluiten van een integratiecontract. De aanvaarding en opvolging van een dergelijk contract kon het bewijs leveren dat de persoon voldeed aan de voorwaarde van werkbereidheid die eveneens was opgenomen in de wet op het bestaansminimum. Dit integratiecontract was, behalve indien dit om gezondheids- of billijkheidsredenen onmogelijk was, verplicht voor alle rechthebbenden jonger dan 25 jaar. Het contract moest binnen een termijn van drie maanden na de steunaanvraag worden afgesloten.

De RMI wet, die de wet op het bestaansminimum vervangt, behoudt het concept van het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie en vult het aan met een definitie van de doelstellingen en toepassingsmodaliteiten.

Zo stipuleert de RMI wet sinds 2002 dat de jongere onder de 25 jaar recht heeft op maatschappelijke integratie door "tewerkstelling aangepast aan zijn persoonlijke situatie en zijn capaciteiten" en dat dit recht op maatschappelijke integratie "door tewerkstelling" het voorwerp kan uitmaken van een arbeidsovereenkomst of een GPMI dat binnen een bepaalde periode leidt tot een arbeidsovereenkomst. In deze hypothese van het "recht op maatschappelijke integratie door werk" is het verplicht om een GPMI af te sluiten. Het GPMI is ook verplicht als het OCMW op basis van billijkheidsredenen aanvaardt dat de jongere van minder dan 25 jaar studies met voltijds leerplan aanvat, herneemt of voortzet.

Voor begunstigden van 25 jaar en ouder bleef de afsluiting van een GPMI tot in 2016 facultatief. Toch hadden bepaalde OCMW's sinds 2002 de afsluiting van een GPMI verruimd of zelfs veralgemeend. Andere OCMW's hadden het veralgemeend voor bepaalde types begeleiding (zoeken naar werk, huisvesting, …) of voor bepaalde specifieke groepen (daklozen, jongeren onder de 25 jaar die een equivalent leefloon genieten, …).

Het regeerakkoord van 10 oktober 2014 kondigde een verruiming aan van de toepassing van het GPMI tot andere begunstigden van het recht op maatschappelijke integratie. Er werd ook aangekondigd dat de lokale besturen de mogelijkheid zouden krijgen binnen het GPMI een gemeenschapsdienst te organiseren voor begunstigden van het leefloon.

In 2015 werd er voor rekening van de POD MI een studie verricht onder de OCMW's van de drie Gewesten. De studie bracht enkele vaststellingen naar voren en verschillende mogelijke scenario's voor de hervorming (2).

In mei 2016 werd een wetsontwerp ingediend tot wijziging van de RMI wet. Dit wetsontwerp voert drie nieuwigheden in de RMI wet in: een uitbreiding van de verplichte afsluiting van een GPMI, de invoering van personen met subsidiaire bescherming in het toepassingsgebied van de RMI wet (3)  en de invoering van het concept 'gemeenschapsdienst'. De nieuwe wet werd goedgekeurd op 21 juli 2016 en trad in werking op 1 november 2016. Ze wijzigt de beschikkingen betreffende het GPMI in de RMI wet aanzienlijk. (zie ook de fiche "Recht op maatschappelijke integratie (RMI)")

up

3. Wat is een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie?

a: Algemeen

Een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie(GPMI) legt de nodige stappen en doelstellingen vast voor progressieve maatschappelijke en/of professionele integratie van iedere begunstigde van het leefloon, voor wie tewerkstelling (nog) niet onmiddellijk mogelijk of wenselijk is.

Het meest geschikte GPMI voor een persoon zal afhangen van de concrete persoonlijke situatie, verlangens en mogelijkheden op het vlak van maatschappelijke en/of professionele integratie.

De wet van 2016 preciseert dat het GPMI bij voorkeur betrekking heeft "op de inschakeling in het beroepsleven ofwel op de integratie in de maatschappij" (4).
De toekenning en het behoud van het leefloon zijn niet altijd gekoppeld aan het afsluiten van een GPMI. Zo blijft het afsluiten van een GPMI een mogelijkheid, die evenwel een verplichting wordt in verschillende hypothesen:
-    indien één van de partijen (de betrokkene of het OCMW) hierom verzoekt (5)
-    in bepaalde gevallen voor steunzoekers onder de 25 jaar
-    sinds de wet van 2016 ook in bepaalde gevallen voor steunzoekers van 25 jaar en ouder '
(Zie "Nagaan of de afsluiting van een GPMI verplicht is" in de rubriek "Het aangesproken OCMW is territoriaal bevoegd: wat moet het doen?").

Wanneer een GPMI verplicht is maar het niet afgesloten wordt, moet het OCMW dat verklaren met gezondheids- of billijkheidsredenen (zie "Nagaan of er sprake is van gezondheids- en/of billijkheidsredenen" in de rubriek "Het aangesproken OCMW is territoriaal bevoegd: wat moet het doen?").

Voor de personen voor wie het verplicht is kan het GPMI gezien worden als een voorwaarde om het recht op maatschappelijke integratie te verkrijgen.

b: Bijzonderheden

Het GPMI is geen recht op zich en gaat altijd samen met een financiële steun van het OCMW: vroeger het bestaansminimum, momenteel het leefloon. (Zie ook fiche "Recht op maatschappelijke (RMI)")

up

4. Wat zijn de eigenschappen van een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie?

Ieder geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie wordt gekenmerkt door zes aspecten.

a: Een GPMI wordt vastgelegd in een contract

Het GPMI moet het voorwerp uitmaken van een schriftelijke overeenkomst afgesloten tussen de betrokken persoon en het OCMW. (6) Op vraag van één van de partijen kunnen één of meerdere derden partij zijn bij de overeenkomst. (7) (Zie “Welke algemene voorwaarden zijn van toepassing op ieder geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie?”).

De RMI wet stipuleerde oorspronkelijk dat het verplichte GPMI afgesloten moest worden binnen de 3 maanden van de steunaanvraag. De wet van 2016 wijzigde de RMI wet en verlengde die termijn. Zo heeft sinds 1 november 2016 iedereen recht op een GPMI aangepast aan zijn persoonlijke situatie en capaciteiten binnen de 3 maanden van de beslissing van het OCMW volgens dewelke de betrokkene beantwoordt aan de voorwaarden voor toekenning van het RMI (8).

b: Een GPMI wordt uitgewerkt in functie van de vaardigheden, de verwachtingen en de behoeften van de betrokken persoon

Ieder GPMI gaat uit van de verwachtingen, de vaardigheden, de bekwaamheden en de behoeften van de betrokken persoon. (9)

Om het project uit te werken moet het OCMW nagaan welke de behoeften, de verwachtingen en de vaardigheden van de betrokkene zijn. De wet van 2016 preciseert immers dat het OCMW de behoeften van de betrokkene ingeschat moet hebben (10).

Op basis van deze elementen en rekening houdend met de mogelijkheden van het OCMW, werkt de maatschappelijk werker, in overleg met de betrokkene, een GPMI op maat uit. De instemming van de betrokkene met het geïndividualiseerde project is essentieel voor het welslagen van de onderneming.

Bij het opmaken van het project moet het OCMW toezien op een correcte evenredige verhouding tussen de eisen die aan de betrokkene worden gesteld en de toegekende hulp.

c: Een GPMI kan verschillend georiënteerd zijn

Volgens de behoeften van de persoon zal het GPMI gericht zijn op de inschakeling in het beroepsleven of op maatschappelijke integratie. Volgens de hervorming van 2016 moet het GPMI echter bij voorkeur betrekking hebben op de inschakeling in het beroepsleven. (11) Het GPMI moet aangepast zijn aan de bijzondere situatie van de aanvrager en kan bijzondere modaliteiten bevatten. De verschillende vormen die een GPMI kan aannemen, staan hieronder in detail beschreven (Zie “ Welke zijn de verschillende vormen van geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie en welk is hun doelpubliek? ”)

d: Een GPMI kan facultatief of verplicht zijn

De toekenning en het behoud van het leefloon kunnen gekoppeld zijn aan een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie.

Zowel voor personen jonger dan 25 jaar als personen vanaf 25 jaar wordt een GPMI afgesloten op vraag van de betrokkene zelf of op initiatief van het OCMW.

Dit houdt in dat het afsluiten van een GPMI een mogelijkheid is, die een verplichting wordt indien één van de partijen (de betrokkene of het OCMW) hierom vraagt. (12)

De wet stelt verder dat het sluiten van een GPMI verplicht is in verschillende gevallen (13):

i) indien het centrum aanvaart dat, op basis van billijkheidsredenen en met het oog op een verbetering van zijn mogelijkheden op inschakeling in het beroepsleven, de jongere van minder dan 25 jaar een studie met voltijds leerplan aanvat, hervat of voortzet;

ii) indien het recht op maatschappelijke integratie door tewerkstelling van een jongere van minder dan 25 jaar de vorm aanneemt van een geïndividualiseerd project, dat binnen een bepaalde periode leidt tot een arbeidsovereenkomst;

iii)    wanneer de betrokkene de laatste 3 maanden geen RMI genoten heeft, ongeacht diens leeftijd (14).

Personen hebben recht op een aangepast GPMI aan hun persoonlijke situatie en hun capaciteiten binnen de 3 maanden na de beslissing van het OCMW dat de betrokkene beantwoordt aan de voorwaarden voor toekenning van het RMI (15).

e: Een GPMI kan aangepast worden

Het GPMI wordt regelmatig geëvalueerd tijdens de uitvoering en kan steeds aangepast worden aan de verwachtingen, de vaardigheden, de bekwaamheden en de behoeften van de persoon. In de loop van de uitvoering wordt het GPMI aangepast op vraag van beide partijen en in onderlinge overeenstemming. (16) (Zie “Verplichte evaluatie van het GPMI” in de rubriek “Welke algemene voorwaarden zijn van toepassing op ieder geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie?”).

f: Sancties bij het niet naleven van het GPMI

Het OCMW kan de persoon die zonder geldige reden zijn verplichtingen uit de overeenkomst van het GPMI niet naleeft sanctioneren. De RMI-wet legt sancties op en bevat een bijzondere procedure.  Het KB van 2016 wijzigt de modaliteiten van de toepassing van sancties.(17) (Zie “ Sancties bij niet naleving” in de rubriek “Het aangesproken OCMW is territoriaal bevoegd: wat moet er gebeuren?”)

up

5. Welke algemene voorwaarden zijn van toepassing op ieder geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie?

Een GPMI kan verschillende vormen aannemen. Ongeacht de vorm dient deze steeds te beantwoorden aan de 8 algemene voorwaarden die hierna zijn uiteengezet. Naast deze algemene voorwaarden bestonden er tot 2016 bijzondere voorwaarden verbonden aan bepaalde vormen van GPMI. Sinds de wet en het KB van 2016 werden bepaalde voorwaarden afgeschft en andere ingevoerd. (Zie “Welke zijn de verschillende vormen van geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie en welk is hun doelpubliek? ”) De algemene en bijzondere voorwaarden gesteld door de wet hebben zowel betrekking op de vorm als de inhoud.

Voorwaarde 1: Formaliseren van het GPMI in een contract

Het GPMI wordt opgesteld door de maatschappelijk werker belast met het dossier, in overleg met de aanvrager, en het wordt geformaliseerd in een contract. De maatschappelijk werker gebruikt hiertoe een door de “raad voor maatschappelijk welzijn” aangenomen kaderovereenkomst. (18) Het contract van een GPMI wordt meestal een “integratieovereenkomst” genoemd en moet minimaal de voorwaarden bevatten die door de wet zijn voorgeschreven.

Voorwaarde 2: Procedurewaarborgen in het kader van de onderhandelingen voor het GPMI

De wetgever heeft verschillende procedurewaarborgen opgenomen in het kader van de onderhandelingen van een GPMI (19):

Deze waarborgen zijn van toepassing op alle types GPMI, ongeacht de leeftijd van de begunstigde.

Voorwaarde 3: Inhoudelijke voorwaarden

Het GPMI contract verduidelijkt de engagementen van de verschillende partijen (20), dit zijn:

Volgens het KB van 2016 moet het OCMW vóór de afsluiting van het contract de behoeften van de betrokkene ingeschat hebben. Het contract moet ook de doelstellingen en de actiedomeinen van het project vermelden. De verbintenissen die met de begunstigde aangegaan worden, moeten verband houden met de doelstellingen van het contract (21).

Voor het ondertekenen of de wijziging van het contract informeert de maatschappelijk werker de begunstigde van het leefloon van de inhoud, de draagwijdte en de gevolgen van het contract. (22) De persoon moet duidelijk weten waartoe hij zich verbindt en wat de gevolgen zijn bij het niet naleven van deze verplichtingen.

Het contract legt de eventuele aanvullende hulp vast die gekoppeld is aan de vereisten van het GPMI. (23) Zo bepaalt het contract in welke mate en volgens welke voorwaarden het OCMW in voorkomend geval een aanmoedigingspremie toekent als aanvullende maatschappelijke hulp.

De inschrijvingskosten, eventuele verzekeringen, aangepaste werkkledij en verplaatsings-kosten in het kader van een vorming en/of de verwerving van beroepservaring moeten minstens gedekt zijn door het centrum, behalve als ze door een derde gedragen worden. Dat moet ook in het contract vastgelegd worden (24).

Er moet rekening worden gehouden met de vrije keuze van de begunstigde wat betreft de middelen die moeten worden ingezet voor de realisatie van het project en telkens wanneer dit mogelijk is en voor zover de kosten vergelijkbaar zijn. (25) Dit houdt in dat het OCMW bij zijn keuze rekening moet houden met de wensen van de aanvrager binnen de mogelijkheden van het OCMW. Het doet dit onder meer om de noodzakelijke samenwerking te organiseren met bepaalde partners zodat het aan zijn wettelijke verplichtingen voldoet (begeleiding bij de inschakeling in de arbeidswereld, therapeutische opvolging, enz.).

Voor de rest wordt de inhoud van het GPMI bepaald in overleg met de betrokken persoon en zal afhangen van de oriëntatie van het GPMI (Zie “Welke zijn de verschillende vormen van geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie en welk is hun doelpubliek? ”)

Voorwaarde 4: Bepalen van de duur van het GPMI

Het integratiecontract legt ook de duur vast van het project. Er is geen wettelijke minimum- of maximumduur. Deze kan afhangen van de evaluatie en aanpassing van het GPMI alsook van de inhoud van het project. Een GPMI voor studies met voltijds leerplan zal bijvoorbeeld de hele studieduur moeten dekken.

In principe eindigt het GPMI van rechtswege op de dag dat het centrum, wegens de wijziging van de verblijfplaats van de rechthebbende, niet langer bevoegd is om het leefloon te verstrekken. (26)

Voor jongeren onder de 25 jaar die een GPMI hebben afgesloten voor studies met een voltijds leerplan blijft hetzelfde OCMW bevoegd voor de volledige ononderbroken duur van de studies. (27)

Voorwaarde 5: Ondertekening van derde deelnemer(s) aan het GPMI

Wanneer één of meer derden tussenkomen, ondertekenen zij eveneens het GPMI contract. Indien een derde tussenkomt, vermeldt het contract de mate waarin de derde deelneemt in de uitvoering en, in voorkomend geval, in de evaluatie ervan. (28) Zo kan het dat, met de goedkeuring van de partijen, een derde tussenkomt kunnen inhouden bij de niet naleving van het contract voor zover de modaliteiten van deze tussenkomst oorspronkelijk waren voorzien.
De derden die deelnemen aan het GPMI zijn bijvoorbeeld: de andere diensten van het OCMW die tussenkomen in de uitvoering van het GPMI, de vereniging waar de persoon een opleiding volgt, het bedrijf waar de persoon een stage loopt, de onderwijsinstelling, enz.

Voorwaarde 6: Vermelding van de maatschappelijk werker belast met het GPMI

Het contract maakt melding van het personeelslid (de personeelsleden) dat (die) de maatschappelijk werker vervangt (vervangen) in de gevallen dat deze tijdelijk verhinderd is. (29)

Als de maatschappelijk werker definitief van het dossier ontlast wordt, dan deelt het centrum dit schriftelijk aan de betrokkene mee met vermelding van de naam van diens vervanger. Voor de opvolging van een GPMI is er een nauwere maatschappelijke begeleiding nodig, dus de aanvrager moet snel de maatschappelijk werker die belast is met zijn dossier of de personen die hem vervangen bij zijn afwezigheid kunnen contacteren.

Voorwaarde 7: Verplichte evaluatie van het GPMI

Het integratiecontract dat het GPMI vastlegt staat niet vast. Het omkadert een evoluerend proces en het is dan ook essentieel dat het regelmatig geëvalueerd wordt. De evaluatiemodaliteiten van het project moeten deel uitmaken van het contract.

De maatschappelijk werker die met het dossier belast is, moet de uitvoering van het contract regelmatig evalueren. Volgens het KB van 2016 moet de evaluatie ten minste 3 maal per trimester uitgevoerd worden, met de betrokkene en in voorkomend geval de tussenkomende derde(n)(30).  De evaluatie moet minstens 2 keer bij een persoonlijk onderhoud verricht worden. Bovendien moet de maatschappelijk werker indien de betrokkene erom verzoekt, hem binnen 5 werkdagen een onderhoud toestaan (31) .
Als het GPMI minder dan een jaar loopt, is het niet noodzakelijk 3 evaluaties te verrichten. Het KB van 2016 heeft het over 3 evaluaties op jaarbasis.

Het principe van regelmatige evaluatie hoort bij het aanpasbare karakter van het GPMI.

Het OCMW voert eveneens een globale evaluatie uit van de resultaten van de GPMI contracten, en dit ten minste éénmaal per jaar (32) De voorzitter van het OCMW zorgt ervoor dat er in het jaarverslag een samenvatting van de evaluatie van de integratiecontracten en van de resultaten inzake tewerkstelling wordt gegeven.

Voorwaarde 8: Einde van het GPMI

Het GPMI eindigt van rechtswege de dag dat het OCMW, wegens de wijziging van de verblijfplaats van de rechthebbende, niet langer bevoegd is om het leefloon te verstrekken (Zie “Voorwaarde 4: Bepalen van de duur van het GPMI” in de rubriek “Welke algemene voorwaarden zijn van toepassing op ieder geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie?”).

Op verzoek van de betrokkene en met de instemming van de betrokken centra, wordt het contract niettemin voortgezet volgens de in onderlinge overeenstemming bepaalde modaliteiten. (33)Sinds het KB van 2016 kan het contract slechts naar het nieuwe OCMW overgeheveld worden als de afsluiting van een GPMI volgens de toepassing van de wet verplicht is. In die hypothese moet het nieuwe centrum nagaan of het mogelijk en wenselijk is de verbintenissen van het afgelopen contract over te nemen in het nieuwe contract dat met de betrokkene afgesloten wordt. De overheveling van het contract naar het nieuwe OCMW gebeurt met de instemming van de betrokkene.

Het contract wordt bezorgd aan het centrum dat bevoegd is om het leefloon te verstrekken, ofwel op verzoek van de rechthebbende, ofwel op initiatief van het centrum en met de instemming van de betrokkene.

Voor de student die studies volgt met een voltijds leerplan blijft het OCMW zowel bevoegd voor de toekenning van het leefloon als voor de opvolging van het GPMI en dit voor de volledige ononderbroken duur van de studies. In dit geval zorgt een wijziging van verblijfplaats van de rechthebbende niet voor het einde van het GPMI, noch de verandering van OCMW.

up

6. Welke zijn de verschillende vormen van geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie en wat is hun doelpubliek?

Een GPMI kan verschillende vormen aannemen. Naast de algemene voorwaarden waaraan ieder GPMI dient te voldoen, stelde de RMI-wet tot in 2016 bepaalde bijzondere voorwaarden aangaande 3 vormen van geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie, met name:

De wetgeving van 2016 schrapte de specifieke voorwaarden betreffende het GPMI dat in een bepaalde periode leidt tot een arbeidsovereenkomst en die betreffende het GPMI betreffende vorming. Ze behoudt daarentegen specifieke voorwaarden voor het GPMI betreffende studies met voltijds leerplan en bepaalt specifieke voorwaarden wanneer het GPMI betrekking heeft op de vervulling van gemeenschapsdienst.

Deze 3 vormen van GPMI, alsook het GPMI met maatschappelijke oriëntatie (d), worden hieronder in detail besproken.

a: Het GPMI inzake studies met een voltijds leerplan (34)

i) Voorwerp

Dit GPMI heeft betrekking op studies met voltijds leerplan die als resultaat een diploma hebben. De notie onderwijs met voltijds leerplan verwijst naar de reglementering van de Gemeenschappen en wordt gedefinieerd ten opzichte van de andere types onderwijs zoals het deeltijds onderwijs of onderwijs voor sociale promotie. Het gaat over middelbaar onderwijs met een voltijds leerplan, niet universitair hoger onderwijs en universitair onderwijs, voor zover ze door de Gemeenschap beschouwd worden als studies met voltijds leerplan. Bepaalde studies zijn eveneens gelijkgesteld met studies met voltijds leerplan. (35)

De doelstelling van dit GPMI is jongeren aan te moedigen om een diploma te behalen met het oog op hun professionele inschakeling in de maatschappij. Het GPMI studies met voltijds leerplan wordt in detail beschreven in de fiche GPMI “studies met voltijds leerplan” (Zie fiche "Geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie inzake 'studie met een voltijds leerplan'").

ii) Doelpubliek

Dit GPMI is in de eerste plaats bedoeld voor jongeren van minder dan 25 jaar. Artikel 11, § 2 van de RMI-wet stelt dat het GPMI verplicht is indien het OCMW aanvaardt, op basis van billijkheidsredenen en om de kansen op inschakeling in het beroepsleven te verhogen, dat de jongere studies met voltijds leerplan aanvat, hervat of voortzet. Personen van 25 jaar en ouder die studies met een voltijds leerplan wensen aan te vatten, te hervatten of voort te zetten kunnen eveneens, mits akkoord van het OCMW, recht hebben op een GPMI met een dergelijke inhoud, maar de bijzondere voorwaarden zullen niet verplicht op hen van toepassing zijn en de bijzondere subsidie "studies meet voltijds leerplan" zal niet verschuldigd zijn.

iii) Bijzondere voorwaarden

Hieronder komen slechts enkele elementen aan bod. Voor meer details, zie de fiche "Geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie inzake 'studies met een voltijds leerplan'".

b: Het GPMI met gemeenschapsdienst (36)

i) Voorwerp

Het begrip gemeenschapsdienst werd bij de wet van 2016 ingevoerd in de RMI-wet (37).  Het bestaat erin op vrijwillige basis activiteiten te verrichten die op een positieve manier bijdragen tot de persoonlijke ontwikkeling van de betrokkene en de samenleving (cumulatieve voorwaarden).

Als een gemeenschapsdienst opgenomen is in een GPMI, maakt het er volwaardig deel van uit. Als de persoon geen gemeenschapsdienst meer wenst te verrichten, moet die dat melden aan zijn maatschappelijk werker en wordt het GPMI herzien en aangepast.

De aanvaarding van gemeenschapsdienst in het kader van een GPMI kan voortaan ook in aanmerking genomen worden voor de beoordeling van de werkbereidheid van de betrokkene (38).
Maar de weigering van de uitvoering van een gemeenschapsdienst in een GPMI vormt op zich geen basis om te stellen dat een persoon dus niet bereid is om te werken en dus niet beantwoordt aan de voorwaarden voor toekenning van het RMI (39).
De uitvoering van gemeenschapsdienst kan overigens geen vermindering inhouden van de beschikbaarheid van de betrokkene op de arbeidsmarkt. Zo kan de persoon zich niet verschuilen achter de vervulling van gemeenschapsdienst om een verhindering voor tewerkstelling te rechtvaardigen.

ii) Doelpubliek

Iedere persoon, zonder onderscheid van leeftijd, kan een GPMI betreffende gemeenschapsdienst afsluiten.

iii) Bijzondere voorwaarden

Wanneer een GPMI betrekking heeft op de vervulling van een gemeenschapsdienst, moet het de volgende specifieke elementen bevatten (40) :
-    de aard van de gemeenschapsdienst die de betrokkene zal verrichten
-    het uurrooster van de prestaties
-    eventuele vergoedingsmodaliteiten
-    de duur van de dienst
-    de verificatie door het OCMW dat er een verzekering is die schade aan de begunstigden en aan derden dekt (anders kan de gemeenschapsdienst niet verricht worden)

De wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers is van toepassing op de diensten gepresteerd in het kader van de gemeenschapsdienst. De bepalingen van deze wet moeten dus nageleefd worden.
Gevolgen:
•    De gemeenschapsdienst moet gepresteerd worden bij een feitelijke vereniging of private of publieke rechtspersoon zonder winstoogmerk die werkt met vrijwilligers: het kan gaan om een vzw of een internationale vzw, een stichting van openbaar nut zoals het Rode Kruis, een lokale afdeling van een koepel, een openbare administratie, …
•    Het OCMW moet nagaan of een verzekering de risico's dekt met betrekking tot vrijwilligerswerk en de eventuele schadevergoedingen die de persoon kan krijgen, zijn die in het kader van de wet betreffende de rechten van vrijwilligers.
•    In geval van vergoeding moeten ook de eventuele gevolgen van de vergoeding voor de berekening van het leefloon en de belastingen worden toegelicht (41)
•    De activiteiten die verricht worden in het kader van gemeenschapsdienst mogen niet bestaan in taken die deel uitmaken van bezoldigde tewerkstelling, ongeacht of dat werk verricht wordt in het kader van een statutaire benoeming of een arbeidsovereenkomst, of van een tewerkstellingsmaatregel.
•    De gemeenschapsdienst mag niet dienen ter vervanging van een testperiode noch opgevat worden als een test op het vlak van tewerkstelling.

De andere GPMI

De wet van 2016 schrapt de specifieke voorwaarden betreffende het GPMI dat in een bepaalde periode leidt tot een arbeidsovereenkomst, en ook de voorwaarden betreffende het GPMI gericht op vorming. Als het geen betrekking heeft op studies met voltijds leerplan noch op de uitvoering van gemeenschapsdienst, moet het GPMI dus enkel beantwoorden aan de hierboven beschreven algemene voorwaarden (cf. "Welke algemene voorwaarden zijn van toepassing op ieder GPMI?").

Dan blijft toch als 'project' het GPMI met als doel de jongere in een bepaalde periode naar een arbeidsovereenkomst te leiden door hem voor te bereiden op een beroepsactiviteit en zijn kansen te verhogen om op termijn werk te vinden.
In het contract moeten de verschillende stappen vastgelegd worden om de jongere in staat te stellen concrete vooruitzichten op werk te krijgen. In functie van zijn behoeften kan het GPMI in kwestie betrekking hebben op oriëntatie en/of hermobilisering, vooropleiding, beroepsopleiding of vorming door werk, …

Voor een jongere onder de 25 jaar heeft het "recht op maatschappelijke integratie door werk" de vorm van een arbeidsovereenkomst, hetzij een GPMI dat in een bepaalde periode leidt tot een arbeidsovereenkomst. En die GPMI is verplicht en moet onderhandeld worden in de 3 maanden van de beslissing van het OCMW volgens dewelke de persoon beantwoordt aan de voorwaarden voor toekenning van het recht op maatschappelijke integratie. Dat betekent dat gedurende de 3 maanden volgend op de beslissing van toekenning van het leefloon het OCMW en de jongere in principe een beroepsproject zullen moeten definiëren.
Maar de RMI wet voorziet geen specifieke voorwaarden meer die voldaan moeten zijn als het GPMI betrekking heeft op die doelstelling. Het GPMI dat met de jongere opgesteld wordt, moet dus enkel voldoen aan de hierboven gepreciseerde algemene voorwaarden (42)  (cf. "Welke algemene voorwaarden zijn van toepassing op ieder GPMI?").
Zo moet het GPMI de verschillende stappen beschrijven die de persoon in staat moeten stellen een beroepsactiviteit voor te bereiden.

Als de inhoud van het GPMI betrekking heeft op het volgen van een opleiding, moeten de specifieke voorwaarden betreffende het GPMI 'vorming' ook niet meer gevolgd worden omdat ze ook geschrapt werden door de wetgeving van 2016.

up

7. Welk OCMW is territoriaal bevoegd?

Het GPMI is een vorm van RMI. Het OCMW dat bevoegd is voor het RMI is bijgevolg ook territoriaal bevoegd voor het GPMI (Zie fiche "Recht op maatschappelijke integratie (RMI)").

up

8. Het aangesproken OCMW is territoriaal niet bevoegd: wat moet er gebeuren?

Het GPMI is een vorm van RMI. Dezelfde regels zijn bijgevolg van toepassing (Zie fiche "Recht op maatschappelijke integratie (RMI)").

up

9. Het aangesproken OCMW is territoriaal bevoegd: wat moet er gebeuren?

Indien een persoon zich heeft aangediend bij het OCMW voor een aanvraag en voldoet aan alle toekenningsvoorwaarden van het RMI en nadat het OCMW zijn territoriale bevoegdheid heeft gecontroleerd, moet het OCMW de volgende punten in acht nemen:

a: De leeftijd van de persoon controleren

Voordat de wet van 2016 er kwam, was het belangrijk de leeftijd van de persoon te verifiëren. De steunzoeker jonger dan 25 jaar heeft recht op maatschappelijke integratie "door aangepast werk aan zijn persoonlijke situatie en capaciteiten" en dit recht op maatschappelijke integratie "door werk" kan het voorwerp uitmaken van een geïndividualiseerd project dat in een bepaalde periode leidt tot een arbeidsovereenkomst (43).  Anderzijds had de verplichte afsluiting van een GPMI enkel betrekking op steunaanvragers jonger dan 25 jaar. Voor degenen van 25 jaar en ouder was de afsluiting van een GPMI altijd facultatief, behalve als één van de partijen (de betrokkene of het OCMW) het vroeg.
Sinds de wet van 2016 is het verschil tussen jongeren onder de 25 jaar enerzijds en de 25-jarigen en ouder veel fijner geworden aangezien de afsluiting van een GPMI ook verplicht geworden is in bepaalde gevallen voor +25-jarigen.

b: Nagaan of heet verplicht is een GPMI af te sluiten

In bepaalde gevallen is het verplicht om een GPMI af te sluiten, terwijl het in andere gevallen facultatief is. Het is belangrijk na te gaan in welk geval de persoon zich bevindt, want als het GPMI verplicht is, moeten er billijkheids- of gezondheidsredenen zijn als er geen project afgesloten wordt.

c: Nagaan of de persoon arbeidsgeschikt is

Indien de persoon arbeidsgeschikt is, kan het OCMW hem eventueel een tewerkstelling voorstellen. Indien het een persoon is voor wie tewerkstelling (nog) niet mogelijk of wenselijk is, zal het OCMW een GPMI op maat uitwerken, na onderling akkoord en na overleg met de betrokken persoon.

d: Nagaan of er billijkheids- of gezondheidsredenen zijn

Om recht te hebben op maatschappelijke integratie moet de betrokkene bereid zijn om te werken, behalve indien gezondheids- of billijkheidsredenen dat verhinderen (44).
Sinds de wet van 2016 moet het OCMW, als de afsluiting van een GPMI verplicht is, ook bij een met reden omklede beslissing bevestigen dat de persoon niet kan deelnemen aan een GPMI om billijkheids- of gezondheidsredenen.
De motiveringsplicht is tweeledig: de motvering betreffende de reden waarom een persoon niet kan deelnemen aan een GPMI, is verschillend van de motivering betreffende de werkbereidheid. Het OCMW moet steeds de toepassing van de uitzondering motiveren.

e: Een vorm van GPMI uitwerken aangepast aan de behoeften van de persoon

In functie van de behoeften van de persoon en in overleg met deze laatste, wordt een vorm van GPMI uitgewerkt. Onafhankelijk van de bijzondere voorwaarden verbonden aan bepaalde vormen van GPMI, dient ieder GPMI steeds te voldoen aan de algemene voorwaarden die de wet voorschrijft. We herhalen dat het GPMI geformaliseerd wordt in een contract en dat de maatschappelijk werker hiertoe een door de raad voor maatschappelijk welzijn aangenomen kaderovereenkomst gebruikt. (45)

Bij het uitwerken van het GPMI dient het OCMW toe te zien op het naleven van een goede verhouding tussen de eisen ten opzichte van de betrokken persoon en de toegekende hulp. Het OCMW dient eveneens na te gaan of de noodzakelijke voorwaarden voor het uitvoeren van het GPMI verenigd zijn. Tijdens de uitvoering zal het GPMI op regelmatige basis geëvalueerd worden.

f: De persoon op de hoogte brengen van de inhoud, de draagwijdte en de gevolgen van het GPMI contract

Deze informatie moet worden versterkt voorafgaand aan het ondertekenen of het wijzigen van het GPMI (46).

g: De persoon op de hoogte brengen van zijn recht om gehoord te worden

Het OCMW moet de persoon horen, op vraag van deze laatste, alvorens een beslissing te nemen over:

De persoon dient schriftelijk te worden geïnformeerd van de mogelijkheid om gehoord te worden voorafgaand aan een beslissing genomen te zijner opzicht. (47)

h: Het GPMI evalueren en aanpassen

Het GPMI omkadert een evolutief proces en een regelmatige evaluatie is dan ook essentieel. Dit is waarom de maatschappelijk werker belast met het dossier de uitvoering van het contract op regelmatige basis evalueert, en dit minimaal 3 maal per trimester, met de betrokkene en, in voorkomend geval, met de tussenkomende derde(n).

De evaluatie moet minstens 2 keer uitgevoerd worden bij een persoonlijk onderhoud.

Het GPMI kan steeds aangepast worden in functie van de verwachtingen, de vaardigheden, de bekwaamheden en de behoeften van de persoon en in functie van de omstandigheden.

Het OCMW maakt minimaal eens per jaar een globale evaluatie van de resultaten van de contracten houdende een GPMI (48) De voorzitter van het OCMW zorgt ervoor dat een samenvatting van de evaluatie van de integratiecontracten en van de resultaten inzake tewerkstelling wordt gegeven in het jaarverslag (49).

i: Sancties bij niet naleving

Na ingebrekestelling kan het OCMW beslissen om de persoon te sanctioneren als hij de verplichtingen in het GPMI niet naleeft.

Het OCMW moet evalueren of de redenen van de persoon voor het niet naleven van deze verplichtingen terecht zijn. In plaats van een sanctie kan de niet-naleving van de verplichtingen vervat in het GPMI ook leiden tot een aapassing ervan.

Als er sprake is van een sanctie bestaat die uit de gedeeltelijke of volledige schorsing van de uitbetaling van het leefloon voor een periode van ten hoogste één maand, na het advies van de maatschappelijk werker belast met het dossier (het advies is niet bindend voor het OCMW) en na het in gebreke blijven van de persoon. (50)

Het OCMW is gehouden de persoon te horen als deze dit vraagt alvorens een beslissing te nemen over een sanctie. Het OCMW moet de persoon op de hoogte brengen van dit recht om gehoord te worden.

Sinds de wet van 2016 gaat de sanctie gaat ten vroegste in op de eerste dag volgend op de betekening van de beslissing van het centrum aan de betrokkene en uiterlijk de eerste dag van de derde maand volgend op de beslissing van het centrum.

Deze termijn moet de persoon in staat stellen om zijn leven te herorganiseren met het oog op de opschorting van het leefloon. Intussen wordt het GPMI voortgezet en kan de eventuele gedragswijziging van de persoon het OCMW ertoe brengen de oorspronkelijke beslissing te verminderen of te wijzigen.
Sinds de wet van 2016 kan de sanctie volledig of gedeeltelijk opgeschort worden.

Als een sanctie gekoppeld aan een opschorting door het OCMW genomen wordt, en de voorwaarde verbonden aan de opschorting niet nageleefd wordt gedurende de periode waarin de opschorting toegekend werd, wordt de sanctie toegepast uiterlijk de eerste dag van de zesde maand volgend op de beslissing van het OCMW om de opschorting toe te kennen.

Het bevoegde OCMW spreekt de sancties uit en ze kunnen desgevallend verder uitgevoerd worden door het OCMW dat naderhand bevoegd wordt en dit zolang de sanctie van toepassing is (51).

In geval van herhaling binnen een termijn van ten hoogste één jaar, kan de uitbetaling van het leefloon voor een periode van ten hoogste drie maanden worden geschorst.

 

 

up

10. De subsidie van de Federale overheid

Het GPMI gaat steeds samen met de toekenning van een leefloon. Voor de subsidies van de Staat inzake het leefloon Zie de fiches "Recht op maatschappelijke integratie (RMI)" en "Leefloon".

Hieronder worden enkel de toelagen besproken die bijzonder verbonden zijn aan het afsluiten van een GPMI. Deze hebben betrekking op het GPMI.

De toelagen met betrekking tot het GPMI vorming en het GPMI studies met voltijds leerplan werden geschrapt door de wet van 2016 en vervangen door een nieuwe bijzondere toelage ingevoerd bij de wet van 2016 (52).

De toelage bedraagt 10 % van het toegekende leefloon, met het oog op de dekking van de kosten van begeleiding en activering, en is verschuldigd in 4 hypothesen:
-    wanneer de steunaanvrager nog geen GPMI genoten heeft (eerste toelage)
-    wanneer de steunaanvrager een GPMI geniet gericht op studies met voltijds leerplan
-    wanneer de steunaanvrager reeds een GPMI genoten heeft maar bijzonder ver verwijderd is van maatschappelijke en/of socioprofessionele integratie (toelage verlenging)
-    wanneer de steunaanvrager reeds een GPMI genoten heeft maar bijzonder kwetsbaar is, bijzondere aandacht behoeft en geen recht op maatschappelijke integratie had de voorbije 12 maanden

De 4 hypothesen inzake betoelaging worden hierna gedetailleerd. Eenzelfde begunstigde van het leefloon kan slechts het recht op maximum 3 toelagen openen in de loop van zijn leven (53).
De toelage is verschuldigd aan het OCMW, ongeacht of het GPMI verplicht of facultatief is.
De toelage moet gebruikt worden om de doelstelling te bereiken waarvoor ze in het leven geroepen werd, nl. de dekking van de kosten van begeleiding en activering in het kader van het GPMI.
De duur van een GPMI moet verbonden blijven aan het project dat overeengekomen werd met de betrokkene en heeft geen rechtstreeks verband met de duur van de eventueel verschuldigde bijzondere toelage.

a: Eerste toelage

De  "eerste toelage"  (54) bedraagt gedurende een periode van ten hoogste 12 maanden 10% van het bedrag van het leefloon wanneer, de volgende voorwaarden vervuld zijn:
-    de betrokkene geniet een leefloon
-    er bestaat een GPMI
-    het OCMW dat het GPMI afgesloten heeft of een ander bevoegd OCMW heeft nog nooit een eerste toelage ontvangen voor deze persoon of er zijn geen 12 maanden verstreken sinds de eerste toelage voor het eerst toegekend werd.

De toelage is verschuldigd voor een kalenderjaar te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarin het GPMI ondertekend werd, als de persoon op die datum een leefloon genoot. Die periode kan niet verlengd worden.
De toelage is enkel verschuldigd voor de maanden gedekt door een GPMI en is verschuldigd ongeacht of het GPMI verplicht of facultatief is.

Als een nieuw OCMW tussenkomt en een GPMI afsluit met de persoon, zal het recht hebben op de resterende duur van de toelage, maar er zal geen nieuwe periode van 12 maanden beginnen te lopen.

b: Toelage "studies met een voltijds leerplan"

In 2002 wenste de wetgever een aanvullende financiële tegemoetkoming toe te kennen aan OCMW’s die een leefloon toekennen met een GPMI aan jongeren van minder dan 25 jaar die studies met voltijds leerplan aanvatten of voortzetten.

De eerste stimulans bestond uit een verhoging met 10% van de toelage toegekend voor het leefloon, maar deze verhoging was gekoppeld aan de voorwaarde dat het OCMW gebruik maakt van zijn mogelijkheid tot terugvordering bij onderhoudsplichtigen. (55) Hiertoe moet het OCMW een sociaal onderzoek voeren naar de financiële toestand van de onderhoudsplichtigen en het familiale aspect van de zaak. (56) (Zie fiche "Recht op maatschappelijke integratie (RMI)").

De tweede stimulans hield in dat het OCMW het recht heeft om de bedragen terug te vorderen bij de onderhoudsplichtigen voor de jongere. (57)

De wet van 2016 wijzigt het systeem en vervangt de verhoging met 10 % van de terugbetaling van het leefloon verschuldigd voor studenten met voltijds leerplan door de bijzondere toelage van 10 % van het bedrag toegekend van het leefloon (58).
Zo is de bijzondere toelage verschuldigd wanneer een GPMI betreffende studies met voltijds leerplan afgesloten wordt voor een begunstigde jonger dan 25 jaar op het moment van de afsluiting van het GPMI.

Deze toelage kan een "eerste toelage" voorafgaan of volgen. Ze kan ook volgen op een toelage "verlenging". Ze kan daarentegen nooit gevolgd worden door een toelage "tweede kans".

Het OCMW kan de bijzondere toelage genieten gedurende de hele periode waarvoor het GPMI "studies met voltijds leerplan" bestaat, voor zover alle voorwaarden verbonden aan dit specifieke GPMI vervuld zijn.

Deze toelage begint te lopen de eerste dag van de maand waarin het GPMI ondertekend werd als de jongere op die datum een leefloon genoot en ze kan ook gestort worden aan het OCMW na een onderbreking als alle voorwaarden vervuld zijn.

c: Toelage "verlenging"

De toelage "verlenging"  (59) bedraagt gedurende een maximumduur van 12 maanden 10 % van het bedrag van het leefloon en wordt toegekend als de volgende voorwaarden vervuld zijn:
-    een OCMW heeft reeds een "eerste toelage" ontvangen voor de betrokkene en de periode van 12 maanden is verstreken;
-    de persoon geniet nog steeds het leefloon volgend op de periode waarin een "eerste toelage" verschuldigd was;
-    er bestaat een GPMI;
-    de maatregelen van het GPMI dat de periode dekte waarin het OCMW de "eerste toelage" genoot, leidde niet echt tot 'doeltreffende integratie' van de betrokkene en het OCMW stelt vast dat de betrokkene intensievere of specifieke begeleiding nodig heeft.

De toelage is maximum verschuldigd voor een kalenderjaar.
De toelage is enkel verschuldigd voor de maanden gedekt door een GPMI (het moet niet altijd gaan om hetzelfde GPMI) en is verschuldigd ongeacht of het GPMI verplicht of facultatief is.

Als een nieuw OCMW tussenkomt en een GPMI afsluit met de persoon, zal het recht hebben op de resterende duur van de toelage, maar er zal geen nieuwe periode van 12 maanden beginnen te lopen.

Om de toelage "verlenging" te kunnen genieten moet het OCMW nagaan door middel van een sociaal onderzoek dat de genomen maatregelen in het kader van het eerste GPMI dat aanleiding gaf tot de toekenning van de "eerste toelage", niet leidden tot "doeltreffende integratie" van de betrokkene en moet het vaststellen dat intensievere of specifiekere begeleiding nodig is. Op basis van dit sociaal onderzoek moet een met reden omklede beslissing genomen worden door de OCMW-raad of het bevoegde orgaan. Om de inspectiedienst van de POD MI in staat te stellen na te gaan of de voorwaarden vervuld zijn, moet het OCMW in een rapport dat in het sociaal dossier ter beschikking blijft, de redenen opgeven waarom de persoon ver verwijderd is van maatschappelijke en/of socioprofessionele integratie (60).

d: Toelage "2e kans"

De toelage "2e kans"  (61) bedraagt gedurende maximum 12 maanden 10 % van het leefloon en wordt toegekend als de volgende voorwaarden vervuld zijn:
-    de persoon geniet een leefloon;
-    een OCMW heeft reeds een "eerste toelage" ontvangen voor de betrokkene en eventueel een toelage "verlenging";
-    geen enkel OCMW kreeg de toelage "studies met voltijds leerplan" voor de betrokkene;
-    er bestaat een GPMI;
-    de betrokkene is bijzonder kwetsbaar en behoeft bijzondere aandacht van het OCMW
-    de persoon heeft de voorbije 12 maanden geen recht gehad op maatschappelijke integratie.

Het OCMW kan aanspraak maken op de toelage "tweede kans" als de maatregelen in het GPMI een antwoord leveren op de behoeften die de betrokkene ertoe gebracht hebben zich opnieuw tot het OCMW te wenden na een afwezigheid van minimum 12 maanden.
De OCMW-raad of het bevoegde orgaan moeten een met reden omklede beslissing nemen. Om de inspectiedienst van de POD MI in staat te stellen na te gaan of de voorwaarden vervuld zijn, moet het OCMW in een rapport dat in het sociaal dossier ter beschikking blijft, de redenen opgeven waarom de persoon kwetsbaar is en bijzondere aandacht moet krijgen van het OCMW (62).

e: De rol van de inspectiedienst van de POD MI inzake GPMI

De inspectiedienst van de POD MI controleert de voorwaarden van de uitvoering van het GPMI. Als blijkt dat het GPMI niet uitgevoerd werd overeenkomstig de wettelijke voorwaarden, dan moet het OCMW de ontvangen bijzondere toelagen terugbetalen, tot het moment van de ondertekening van een nieuw contract dat beantwoordt aan de wettelijke voorwaarden.

De inspectiegids werd gewijzigd volgens de nieuwe regelgeving (63).  Uit de handleiding blijkt dat de controle door de inspectiedienst van de POD MI betrekking zal hebben op de volgende elementen:
-    Bestaat er een sociale balans (64)  betreffende de behoeften van de persoon
-    Werd er binnen de vooropgestelde termijn een GPMI opgesteld?
-    Zijn de verplichte vermeldingen opgenomen?
-    Werd het ondertekend door de partijen?
-    Bevat het GPMI een gemeenschapsdienst?
-    Is het gebrek aan GPMI gemotiveerd door een beslissing?
-    Werden de evaluaties uitgevoerd en geformaliseerd?
-    In geval van sanctie, werden de wettelijke voorwaarden nageleefd?
-    Werden de voorwaarden voor bijzondere toelage nageleefd?
-    Is er een onderzoek gevoerd naar de bestaansmiddelen van onderhoudsplichtigen?
-    Is er een beslissing genomen inzake invordering? Werd die betekend aan de aanvrager en zijn onderhoudsplichtigen?

f: Aanpassing van de informaticatool

Om de invoering van de nieuwe bijzondere toelage inzake GPMI in de informaticatool van de POD MI (Novaprima) te vergemakkelijken, zijn er sinds 1 november 2016 nieuwe codes voor de rubriek "project maatschappelijke integratie: aanvrager/partner" voor de formulieren B.
Er zijn ook nieuwe foutcodes ingevoerd en 2 nieuwe codes "type terugvordering" voor formulier D (LL) (65).


up

11. Bijzonderheden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Hoewel de materie federaal is, speelt het Gewest een rol met betrekking tot de boekhoudkundige registratie.

Zo werd er op federaal niveau het volgende uitgewerkt (66):
-    creatie van 2 nieuwe boekhoudcodes: artikel 132 "kosten voor begeleiding en activering GPMI 10 %" en art. 133 "kosten voor begeleiding en activering GPMI student 10 %"
-    schrapping van boekhoudartikelen 104, 130 en 940-980 voor de betalingen met betrekking tot een periode na 1 november 2016

Aan gewestelijke kant werd een nieuw boekhoudkundig model vastgelegd om de OCMW's de mogelijkheid te bieden de globale envelop van de bijkomende 10 % te kunnen bepalen en het gebruik en/of de bestemming, en rekening te houden met het ontwerp van hervorming van het boekhoudplan (67).

12. Veelgestelde vragen

De hervorming van de GPMI is in werking getreden op 1 november 2016. Hoe staat het met de GPMI die op die datum al liepen?

Betreffende de GPMI die reeds bestonden bij de inwerkingtreding van de wet van 2016, is de bijzondere toelage die de kosten van begeleiding en activering moet dekken, verschuldigd vanaf 1 november 2016 en de regels die van toepassing zijn op deze nieuwe toelage, zijn op dezelfde manier van toepassing als voor een GPMI dat vanaf 1 november 1016 afgesloten wordt.

De personen die de subsidiaire bescherming genieten en die reeds bijstand genieten in het kader van de maatschappelijke dienstverlening, hebben recht op het RMI sinds 1 december 2016. Moet het OCMW bij deze verschuiving naar het RMI deze dossiers beschouwen als nieuwe aanvragen in het kader van de RMI-wet en is de afsluiting van een GPMI verplicht?

Ja, deze personen hadden de laatste 3 maanden geen recht op maatschappelijke integratie. Het OCMW moet dus beschouwen dat het gaat om nieuwe aanvragen en behoudens om met reden omklede gezondheids- of billijkheidsredenen moet er een GPMI afgesloten worden. Het GPMI moet in principe afgesloten worden binnen de 3 maanden, zijnde uiterlijk op 1 april 2017, als de nieuwe aanvraag dateert van 1 november 2016.

Moet er ook een GPMI afgesloten worden met personen die het leefloon genoten vóór de inwerkingtreding van de hervorming?

Ja, de hervorming is retroactief van toepassing. Personen die na 1 november 2016 nog een leefloon genoten zonder GPMI en voor wie de beslissing van toekenning van het leefloon genomen werd in de periode van 6 maanden vóór de inwerkingtreding van de wet van 2016, hebben recht op een GPMI voor zover zij geen leefloon genoten gedurende de 3 maanden vóór de beslissing van toekenning van het leefloon. Het OCMW beschikt over 12 maanden vanaf 1 november 2016 om met deze personen een GPMI af te sluiten (68).

Wat moet er gebeuren als een gebruiker weigert om een contract te ondertekenen met een GPMI?

In de gevallen waarin het GPMI verplicht is, wordt het geanalyseerd als een voorwaarde om het RMI te verkrijgen voor personen voor wie het verplicht is. Het weigeren van de ondertekening zou dus een belemmering kunnen vormen voor het verkrijgen van het RMI.
Dan moet er nog een concrete beoordeling gemaakt worden van de redenen waarom de persoon weigert het GPMI te ondertekenen en in welke mate zij niet kunnen verwijzen naar gezondheids- en/of billijkheidsredenen die de niet-afsluiting van een GPMI kunnen staven. De weigering van de persoon kan ook betrekking hebben op het project dat vervat is in het contract, en in dat geval moet er nagegaan worden hoe dit project beter zou kunnen aansluiten bij de behoeften, de capaciteiten en de verwachtingen van de steunaanvrager.

Is het GPMI enkel verplicht als het recht geeft op een bijzondere toelage?

Absoluut niet. Er is geen enkel verband tussen de verplichte afsluiting van een GPMI en de subsidiëring. Bepaalde facultatieve GPMI geven recht op een bijzondere toelage, terwijl bepaalde GPMI – hoewel ze verplicht zijn – geen enkel recht geven op een toelage, aangezien de voorwaarden voor de toekenning van de toelage niet of niet meer vervuld zijn.

Klopt het dat er sinds de wet van 2016 nog slechts 2 types GPMI bestaan: het GPMI "studies met voltijds leerplan" en het "algemene" GPMI?

In werkelijkheid bestaat er slechts één GPMI dat aangepast moet worden aan de behoeften van de betrokkene en in dat GPMI moeten er specifieke voorwaarden opgenomen worden in functie van de vooropgestelde doelstellingen.

De wet van 21 juli 2016 schrapte effectief de specifieke voorwaarden betreffende het GPMI dat in een bepaalde periode leidt tot een arbeidsovereenkomst en het GPMI betreffende vorming. De wet wijzigde evenwel niet de specifieke vereisten die verbonden zijn aan het GPMI studies met voltijds leerplan en voerde specifieke voorwaarden in wanneer het GPMI betrekking heeft op de uitvoering van gemeenschapsdienst. Maar die veranderingen in de wetgeving betekenen daarom niet dat het GPMI dat in een bepaalde periode leidt tot werk of het GPMI 'vorming' niet meer bestaan als projecten. De wetgever heeft gewoon een te strikte toepassing willen vermijden van het onderscheid tussen de verschillende vormen van GPMI, en wil de OCMW's de mogelijkheid bieden om gemengde of hybride vormen te creëren in het kader van werk op maat volgens de behoeften van de persoon. Zo moet het door het OCMW opgestelde contract niet langer beantwoorden aan zo veel specifieke voorwaarden als vroeger en moet enkel voor elk type GPMI over gewaakt worden – ongeacht de doelstellingen en actiedomeinen – over de naleving van de algemene voorwaarden vastgelegd in de RMI-wet en het RMI KB. Als het OCMW verschillende modellen van GPMI wil behouden, kan dat wel. Maar een model van algemeen contract waarin elk type project beschreven kan worden in naleving van de wettelijke voorschriften is ook mogelijk en is overigens wenselijk om de doelstellingen te kunnen individualiseren.

Moet iemand die bezoldigd werk heeft aangevuld met een leefloon, een GPMI afsluiten?

Nee, in dat geval is het GPMI facultatief. Als er toch een GPMI afgesloten wordt, kan het aanleiding geven tot de toekenning van de bijzondere toelage, als de voorwaarden die verbonden zijn aan de toelage vervuld zijn.

Hoe lang moet een GPMI duren?

De wetgeving stelt dat het contract de duur van het project moet vermelden. Wat de studies met voltijds leerplan betreft, bepaalt de wet dat het GPMI de duur van de studies moet beslaan. Voor de andere doelstellingen is er geen bij wet vastgelegde duur: alles hangt af van het project dat met de betrokkene overeengekomen wordt.
De duur van het GPMI moet uiteraard niet berekend worden op de duur van de beschikbare toelage. De duur kan ook herzien worden na evaluaties en aanpassingen van het project, aangezien het GPMI een dynamisch instrument is.

Binnen welke termijn moet het GPMI verwezenlijkt worden?

Sinds de wet van 2016 begint de termijn van 3 maanden te lopen vanaf de datum dat het OCMW beslist het RMI toe te kennen. Dat OCMW moet binnen een termijn van 3 maanden vanaf de beslissing aan de jongere onder de 25 jaar ofwel werk ofwel een GPMI voorstellen en effectief een GPMI afsluiten met de persoon van 25 jaar en ouder, wanneer het GPMI effectief verplicht is.
Maar het OCMW kan ook facultatieve GPMI afsluiten. Wanneer het OCMW beslist een facultatief GPMI af te sluiten, moet het dat GPMI afsluiten binnen de 3 maanden na de beslissing waarmee het vermeldt dat het een facultatief GPMI gaat afsluiten.

Is begeleiding met een begunstigde van het leefloon nog mogelijk zonder GPMI?

Ja, begeleiding van een begunstigde van het LL is mogelijk zonder GPMI, in verschillende gevallen: wanneer het GPMI niet verplicht is, wanneer de afsluiting van een GPMI niet wenselijk is om gezondheidsredenen, wanneer de afsluiting van een GPMI niet wenselijk is om billijkheidsredenen die het OCMW geval per geval moet beoordelen.

Wat moet er gebeuren indien een gebruiker de verplichtingen van een GPMI niet nakomt?

Krachtens artikel 30 §2 van de RMI-wet, kan het OCMW, binnen de voorwaarden van gesteld door dit artikel, de betaling van het leefloon gedeeltelijk of geheel schorsen voor een periode van ten hoogste één maand. De wet voorziet ook in de mogelijkheid om de betaling van het leefloon te schorsen bij herhaling. De wet van 2016 heeft overigens ook voorzien in de mogelijkheid van uitstel. (Zie ook “sancties bij niet naleven” in de rubriek “het aangesproken OCMW is territoriaal bevoegd: wat moet er gebeuren?”)

Kan de betrokkene weigeren om gemeenschapsdienst te verrichten?

Ja, voor het vervullen van gemeenschapsdienst in het kader van een GPMI is altijd de instemming van de persoon en het OCMW vereist. Als de betrokkene niet akkoord gaat, is het niet mogelijk om te voorzien in gemeenschapsdienst in een GPMI.

Kan het OCMW de gemeenschapsdienst gebruiken om iemand vóór een tewerkstelling te testen?

Nee, het OCMW mag geen gemeenschapsdienst voorstellen om iemand te testen met het vooruitzicht op eventuele tewerkstelling.

Wanneer kan het OCMW aanspraak maken op de bijzondere toelage 'verlenging'?

Om de toelage 'verlenging' te kunnen verkrijgen moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn:
-    De eerste 12 kalendermaanden van de eerste toelage zijn voorbij.
-    Na die 12 kalendermaanden is de gebruiker nog steeds LL-begunstigde (ook al werd de toekenning van het LL in de loop van de 12 maanden gedurende een bepaalde periode onderbroken).
-    Na afloop van de 12 maanden is er een GPMI dat in de loop van de 12 maanden afgesloten werd, nog altijd actief.
-    De maatregelen van het GPMI die genomen werden in de periode waarin het OCMW de eerste toelage genoten heeft, hebben niet geleid tot voldoende integratie van de betrokkene en het OCMW stelt vast dat intensievere of specifiekere begeleiding van de betrokkene noodzakelijk is.

Als er een GPMI ondertekend wordt dat over een periode van 12 maanden loopt maar in de loop van de uitvoering het project onderbroken wordt (bv. wegens een gezondheidsprobleem), is de toelage dan verschuldigd voor de periode van 12 maanden?

Nee, de toelage is slechts verschuldigd voor de periode waarin het project effectief uitgevoerd wordt. Maar het blijft mogelijk om een aanhangsel af te sluiten na de onderbreking van het project vervat in het aanvankelijk afgesloten GPMI en aanspraak te maken op de bijzondere toelage 'verlenging' tot het einde van de periode van 12 kalendermaanden, waarbij het niet gaat om een onderbreking van de bijstand (toekenning LL) maar enkel van het oorspronkelijke project.

In het kader van de toekenning van het leefloon tarief 'personen ten laste' aan een koppel met minderjarig(e) kind(eren): is de toelage verschuldigd voor elk gezinslid dat een GPMI afgesloten heeft of enkel voor het gezinshoofd?

Voor elke partner moet er afzonderlijk nagegaan worden of een GPMI verplicht is.
Als het OCMW voor de 2 partners verplicht is een GPMI op te stellen, is de bijzondere toelage verschuldigd op het bedrag categorie 3 maar wordt die niet verdubbeld.
Als het OCMW voor één van de partners verplicht is een GPMI op te stellen en voor de andere niet, is de bijzondere toelage verschuldigd op het bedrag categorie 3.
Als het OCMW voor één van de partners verplicht is een GPMI op te stellen en voor de andere niet maar het OCMW voor die persoon een facultatief GPMI wil opstellen, is de bijzondere toelage verschuldigd op het bedrag categorie 3 maar wordt ze niet verdubbeld.

 

up

13. Wettelijke basis

a: Wetten

wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.  (B.S. 31.7.2002)

KB van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie. (B.S. 31.7.2002)

Wet van 21 juli 2016 houdende wijziging van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie. (BS 2.8.2016)

KB van 3 oktober 2016 tot wijziging van het KB van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie. (BS 11.10.2016)

b: Andere

Algemene omzendbrief van 6 september 2002 – de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie (Inforum nr. 179360)

Omzendbrief van 3 augustus 2004 – de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie – studenten en het recht op een leefloon (Inforum nr. 196360)

Algemene omzendbrief van 17 juni 2015 – wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie (Inforum nr. 287335) (Opgelet: vervangt de 2 vorige omzendbrieven)

Omz. van 12 oktober 2016 – wet van 21 juli 2016 houdende wijziging van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie (Inforum nr. 304504)

Omz. van 21 november 2016 van Brussel Plaatselijke Besturen ivm de technische fiche - boekhoudkundige richtsnoeren ingevolge de hervorming van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie


up

14. Voetnoten

(1) Wet van 12 januari 1993 houdende een urgentieprogramma voor een solidaire samenleving

(2) Zie studie "Het geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie. Een verkennend en evaluatief onderzoek in de Belgische OCMW’s" op de website van de POD MI https://www.mi-is.be/nl.

(3) Ivm dit punt, zie fiche "Recht op maatschappelijke integratie (RMI)".

(4) Artikel 11 §1 van de RMI-wet.

(5) Artikel 11, §1 van de RMI-wet.

(6) Artikel 11 §3 van de RMI-wet; artikel 10 van het KB RMI.

(7) Artikel 11 §3 van de RMI-wet; artikel 14 van het KB RMI.

(8)  Artikel 6 en 13, §2, van de RMI wet.

(9)  Artikel 11 §1 van de RMI-wet.

(10)  Artikel 11; §1, 1e lid, van het KB RMI.

(11)  Artikel 11, §1 van de RMI-wet.

(12)  Artikel 11, §1 van de RMI-wet.

(13)   Artikel 11, §2 van de RMI-wet.

(14)   Artikel 11, § 2 c) en artikel 13, §1 van de RMI-wet.

(15) Artikel 6 en 13, §2 van de RMI-wet.

(16) Artikel 11, §3 van de RMI-wet.

(17)  Artikel 30, §2 van de RMI-wet.

(18)  Artikel 10, van het KB RMI.

(19) Artikelen 6, §3 en 13, §3 van de RMI-wet.

(20)   Artikel 11 van het KB RMI.

(21) Artikel 11, §1 van het KB RMI.

(22) Artikel 11 van het KB RMI.

(23) Artikel 11 van het KB RMI.

(24) Artikel 13 van het KB RMI.

(25)  Artikel 13 van het KB RMI.

(26)  Artikel 17 van het KB RMI.

(27) Artikel 2, § 6 van de wet van 1965.

(28) Artikel 14 van het KB RMI.

(29)  Artikel 16 van het KB RMI.

(30)   Artikel 15 van het KB RMI.

(31) De werkdagen zijn maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag, behalve bij feestdagen. Zaterdag en zondag worden niet beschouwd als werkdagen in België, aangezien de meeste diensten gesloten zijn.

(32)  Artikel 18 van het KB RMI.

(33) Artikel 17 van het KB RMI.

(34) Artikel 11 § 2 a) van de RMI-wet en artikel 21 van het KB RMI.

(35) Voor meer details over de notie studies met voltijds leerplan, zie de omzendbrief van 3 augustus 2004 – de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie – studenten en het recht op een leefloon.

(36) Artikelen 11, § 1 en 13, § 2 van de RMI-wet.

(37) Artikel 11, §1 van de RMI-wet.

(38)  Artikel 11, §1 van de RMI wet.

(39) Artikel 3, 5° van de RMI wet.

(40)  Artikel 14/1 van het KB RMI.

(41)  Zie omzendbrief van 12 oktober 2016 naar aanleiding van de wet van 21 juli 2016 houdende wijziging van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie (p. 22).

(42) Artikel 10-18 van het KB RMI.

(43) Artikel 6 van de RMI wet.

(44) Artikel10 en 13 §4 van de RMI wet.

(45) Artikel 10 van het KB RMI.

(46)  Artikel 20 van de RMI wet en artikel 7 van het KB RMI.

(47)   Artikel 20 van de RMI-wet en artikel 7 van het KB RMI.

(48) Artikel 18 van het KB RMI.

(49) Artikel 18 van het KB RMI.

(50) Artikel 30, § 2 van de RMI-wet.

(51) Artikel 30, § 3 van de RMI-wet.

(52) Zie artikel 9 van de wet van 2016 en het nieuwe artikel 43/2 van de RMI wet.

(53) De toelage "studies met voltijds leerplan" kan immers nooit voor of na de toelage "tweede kans" komen.

(54)  Artikel 43/2, § 1 van de RMI wet.

(55) Gewezen artikel 34 van de RMI-wet opgeheven bij de wet van 2016, en artikel 42-55 van het KB RMI.

(56) Artikel 44 van het KB RMI.

(57) Artikel 35 van de RMI-wet.

(58) Artikel 43/2, §2, van de RMI wet.

(59) Artikel 43/2, §3, van de RMI wet.

(60) Artikel 60/2 van het KB RMI.

(61) Artikel 43/2, §4, van de RMI wet.

(62) Artikel 60/2 van het KB RMI.

(63)  Zie http://www.mi-is.be/nl/tools-ocmw/handleiding

(64) Het concept 'sociale balans' is niet gedefinieerd noch opgenomen in de wet of het KB RMI.

(65) Voor meer details, zie omzendbrief van de POD MI van 12 oktober 2016.

(66) Zie omzendbrief van 12 oktober 2016 betr. de wet van 21 juli 2016 houdende wijziging van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.

(67) Zie omzendbrief van Brussel Plaatselijke Besturen van 21 november 2016 – technische fiche: boekhoudkundige richtsnoeren ingevolge de hervorming van de wet van 26 mei 2002 betr. het recht op maatschappelijke integratie.

(68) Artikel 12 van de wet van 2016. Zie ook omzendbrief POD MI van 12 oktober 2016, hoofdstuk ICT.

 

up

15. Andere nuttige fiches in verband met het onderwerp