Zakgeld voor rusthuisbewoners

Versie nr.: 01
Online sinds: 05-01-2007
Laatste wijziging: 24-08-2016
Printklare versie: 201608_TF_NL_zakgeld.pdf

  1. Gebruiksaanwijzing en afkortingen
  2. Context
  3. Wat is het zakgeld en hoeveel bedraagt het momenteel?
  4. Wie heeft recht op dit zakgeld?
  5. Welke kosten kunnen niet op het zakgeld verhaald worden?
  6. Welk OCMW is territoriaal bevoegd?
    1. Algemene regel
    2. Uitzonderingen
  7. Het aangesproken OCMW is territoriaal niet bevoegd: wat moet er gebeuren?
  8. Het aangesproken OCMW is territoriaal bevoegd: wat moet er gebeuren?
  9. Wat indien de begunstigde van het zakgeld overlijdt?
  10. De subsidie van de federale overheid
  11. Bijzonderheden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
  12. Veelgestelde vragen
  13. Wettelijke basis
  14. Voetnoten
  15. Andere nuttige fiches in verband met het onderwerp
  16. Bijlage: lijst van de kosten die niet kunnen verhaald worden op het zakgeld

1. Gebruiksaanwijzing en afkortingen

De Technische Fiches zijn bedoeld om de terreindeskundigen een praktische, duidelijke en geactualiseerde informatie te verschaffen over de verschillende vormen van steun en diensten aangeboden door de OCMW’s. Iedere fiche probeert exhaustief te zijn, maar in geval van twijfel is het aangeraden andere bronnen te raadplegen.

Alle Technische Fiches staan ter beschikking op de website www.ocmw-info-cpas.be.

Om de verschillende vormen van steun, die zijn opgenomen in de fiches, te kennen, kan u informatie opzoeken zowel via een inventaris als via een alfabetische trefwoordenlijst.

We vestigen de aandacht van de lezer er op dat het belangrijk is de datum van de laatste actualisering van de fiche na te gaan (zie datum onder de titel van de fiche).

Elke fiche hanteert in het algemeen dezelfde structuur. Na een beschrijving van de context, gaat de fiche verder met het geven van een antwoord op de vragen wat is het?, wie is er rechthebbende? en welk OCMW is er bevoegd?. Vervolgens worden de toepassingsmanieren behandeld, met name in het onderdeel wat moet het bevoegde OCMW doen om de steun toe te kennen? Voor elke vorm van steun wordt er ook een onderdeel besteed aan de staatssubsidie.

Naast iedere technische fiche die een bepaalde vorm van steun behandelt, bestaat er in principe ook een gebruiksvriendelijke fiche.

Deze gebruiksvriendelijke fiche geeft een antwoord op de concrete vragen van gebruikers en is opgesteld in de vorm van “Veelgestelde Vragen”.

We raden deskundigen dan ook aan van de gebruiksvriendelijke fiches te raadplegen. Deze behandelen immers dezelfde onderwerpen als de technische fiches, maar dan vanuit het standpunt van de steunaanvrager. Deze gebruiksvriendelijke fiches kunnen ook dienen als informatiedocument voor het grote publiek.

De informatie die hier wordt aangeboden is geen wettige basis om rechten te doen gelden. Daarvoor verwijzen we naar wetteksten en reglementen.

Afkortingen die in deze fiche worden gebruikt:

De ingekaderde tekst wil de aandacht vestigen op belangrijke bepalingen.

up

2. Context

De organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de OCMW’s waarborgt het principe dat rusthuisbewoners die OCMW-bijstand ontvangen, recht hebben op zakgeld.

Tot 2003 kon ieder OCMW het bedrag van dit zakgeld vrij bepalen. Het bedrag en de toekenningsmodaliteiten varieerden dus tussen verschillende OCMW’s. Er waren dus geen referentiebarema’s en bij eventuele geschillen moest de arbeidsrechtbank zich uitspreken.

Om alle rusthuisbewoners op gelijke voet te behandelen voerde de wetgever in 2003 het principe van een vast minimumbedrag in. Op 20 maart 2003 keurde de Kamer een wetsontwerp goed tot wijziging van artikel 98 van de OW.

Na het aannemen van deze nieuwe wet, luidt artikel 98, § 1, OW als volgt: “Onverminderd de toepassing van andere wettelijke en reglementaire bepalingen, bepaalt het OCMW, rekening houdend met de inkomsten van de betrokkene, de bijdrage van de begunstigde in de kosten van de maatschappelijke dienstverlening.

Deze laatste heeft in ieder geval het recht op een zakgeld, waarvan het bedrag door het centrum wordt vastgesteld.

Wanneer de maatschappelijke dienstverlening wordt verstrekt in de vorm van betaling van de kosten van het verblijf in een rusthuis en de begunstigde bijdraagt in deze kosten overeenkomstig het eerste lid, bedraagt het zakgeld minstens 900 euro per jaar (niet geïndexeerd bedrag), uitbetaald in maandelijkse schijven. Dit bedrag kan bij koninklijk besluit opgetrokken worden en wordt geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.

De Koning bepaalt welke kosten in geen geval op dit zakgeld mogen worden verhaald. Hij bepaalt eveneens het statuut van het zakgeld, in het bijzonder bij niet aanwending in geval van overlijden.”

Een koninklijk besluit van 25 april 2004 stelt het statuut van het zakgeld vast en bepaalt de kosten die niet op dit zakgeld mogen worden verhaald.

up

3. Wat is het zakgeld en hoeveel bedraagt het momenteel?

OCMW’s kennen aan bepaalde rusthuisbewoners, als bepaalde voorwaarden in acht zijn genomen, een zakgeld toe. Dit bedrag kan door deze personen gebruikt worden om kleine persoonlijke kosten te betalen, zoals het bezoek aan de kapper, kleding, theater- of filmvoorstellingen, enz.

Artikel 98 van de OW stelt dat indien de maatschappelijke dienstverlening verstrekt wordt in de vorm van betaling van de verblijfskosten in een rusthuis en indien de begunstigde bijdraagt in deze kosten, het zakgeld minimaal 1.119,06 euro per jaar bedraagt (bedrag van kracht sinds 1 juni 2016), betaalbaar in maandelijkse schijven.

Dit is een geïndexeerd minimumbedrag dat betaald moet worden in maandelijkse schijven.

Zoals vermeld in de parlementaire werkzaamheden, omvat dit bedrag ook het vakantiegeld. Als de rusthuisbewoner vakantiegeld ontvangt, kan dit bedrag van het zakgeld worden afgetrokken.

Een koninklijk besluit van 25 april 2004 bepaalt welke kosten in geen geval op dit zakgeld verhaald kunnen worden.

up

4. Wie heeft recht op dit zakgeld?

Om recht te hebben op dit zakgeld, moeten de volgende toekenningsvoorwaarden vervuld zijn:

Voorwaarde 1: De persoon verblijft in een rusthuis of een rust- en verzorgingstehuis

Artikel 98 OW stelt dat enkel personen die in een rusthuis of in een rust- en verzorgingstehuis verblijven, recht hebben op zakgeld.

Een rust- en verzorgingstehuis (RVT) is een rusthuis met een bijkomende erkenning. Bijgevolg gelden de bepalingen ook voor personen in RVT.

Voorwaarde 2: Het OCMW komt tussen in de verblijfskosten van de persoon

Het bedrag van het zakgeld vastgesteld in artikel 98 van de OW geldt enkel voor personen waarvoor het OCMW tussenkomt in de betaling van de verblijfskosten.

up

5. Welke kosten kunnen niet op het zakgeld verhaald worden?

Het zakgeld dat het OCMW aan de rusthuisbewoner betaalt, hoort hem toe en hij kan dit zakgeld naar eigen goeddunken besteden.

Bepaalde kosten kunnen niet op het zakgeld van een bewoner van een rusthuis of rust- en verzorgingstehuis worden verhaald. Het gaat in het bijzonder om het gebruik van de kamer of het onderhoud, het reinigen van persoonlijk wasgoed georganiseerd door de instelling, de geneesmiddelen voorgeschreven door een arts, de bereiding en verdeling van maaltijden, enz.

Alle kosten die niet op het zakgeld kunnen worden verhaald, zijn opgenomen in een lijst in het koninklijk besluit van 25 april 2004. Deze lijst is in bijlage opgenomen.

Wat de kosten betreft die niet op het zakgeld kunnen worden aangerekend, zie ook de rubriek “Veelgestelde vragen”.

up

6. Welk OCMW is territoriaal bevoegd?

Het OCMW dat territoriaal bevoegd is voor de toekenning van het zakgeld is het OCMW dat bevoegd is om tussen te komen in de betaling van de verblijfskosten in een RH/RVT.

Algemene regel:

De RH/RVT zijn instellingen bedoeld in artikel 2, §1, 1° van de wet van 2 april 1965. Bijgevolg is het OCMW van de gemeente waar de aanvrager ten titel van hoofdverblijf was ingeschreven in het bevolking- of vreemdelingenregister of het wachtregister op het moment van zijn opname in RH/RVT als de sociale bijstand vereist is bij de opname of tijdens het verblijf van de betrokkene in het RH/RVT territoriaal bevoegd. Er wordt rekening gehouden met de inschrijving op het ogenblik van de opneming van de persoon in de instelling.

Het OCMW van de inschrijvingsplaats op het ogenblik van de opneming in de RH/RVT blijft bevoegd gedurende de hele verblijfsduur van de persoon in de instelling. De wijziging van de inschrijving in de bevolkingregisters heeft geen invloed op de territoriale bevoegdheid van het OCMW.

Als een persoon verblijft in een RH/EVT en achtereenvolgens en zonder onderbreking wordt opgenomen in verscheidene instellingen, blijft hetzelfde OCMW territoriaal bevoegd om steun te verlenen (1). De beoogde instellingen zijn die bedoeld in artikel 2, §1, 1° van de wet van 1965, nl. psychiatrische ziekenhuizen, erkende instellingen voor gehandicapten, erkende serviceflatgebouwen of woningcomplex met dienstverlening, enz.

Uitzondering:

Indien er geen inschrijving is ten titel van hoofdverblijf in de bevolkings, vreemdelingen of wachtregisters op het ogenblik van de opname in de instelling, is de algemene regel van het steunverlenend centrum van toepassing (2). Het OCMW van de gewoonlijke en feitelijke verblijfplaats van de persoon moet in dit geval tussenkomen.

up

7. Het aangesproken OCMW is territoriaal niet bevoegd: wat moet er gebeuren?

Indien het OCMW een steunaanvraag ontvangt waarvoor het zich niet territoriaal bevoegd acht, dient het als volgt te handelen (3):

Zolang de reden van het doorsturen niet aan de aanvrager is meegedeeld en de aanvraag niet is verstuurd, blijft het eerste OCMW verplicht om de aanvraag te behandelen en dient het, indien de voorwaarden zijn vervuld, de steun toe te kennen.

Indien het tweede OCMW zich ook territoriaal onbevoegd verklaart, dient het dit onmiddellijk te signaleren aan de POD MI. Concreet moet die een aanvraag indienen om een voorlopig bevoegd centrum te bepalen bij de Dienst Bevoegdheidsconflicten van de POD MI en dit binnen de vijf werkdagen (5) volgend op de ontvangstdatum van de aanvraag verstuurd door het eerste OCMW.

De aanvraag voor de bepaling van de voorlopige bevoegdheid dient te gebeuren aan de hand van een interactief modelformulier dat beschikbaar is op de website van de POD MI (6).

De Minister maakt zijn beslissing, in principe zonder vertraging, over aan het OCMW dat werd aangeduid om zich uit te spreken over de steunaanvraag.

Het OCMW dat op deze manier wordt aangewezen moet onmiddellijk contact opnemen met de steunaanvrager om een snelle behandeling van de aanvraag mogelijk te maken en dit vanaf de datum van de originele aanvraag.

De andere OCMW’s betrokken in het bevoegdheidsconflict ontvangen ter informatie van de Minister een eensluidend afschrift van zijn beslissing.

Het OCMW aangeduid door de Minister conform deze procedure is bevoegd om een beslissing te nemen over de steunaanvraag.

up

8. Het aangesproken OCMW is territoriaal bevoegd: wat moet er gebeuren?

In het kader van de toekenning van zakgeld aan personen die verblijven in ROB / RVT, moeten we rekening houden met de volgende elementen:

a) De beslissing van het OCMW

Het OCMW dat territoriaal bevoegd is voor de toekenning van het zakgeld, is eveneens bevoegd om tussen te komen in de verblijfskosten in RH/RVT.

Bijgevolg zal het OCMW in principe een globale beslissing nemen met zowel de toekenning van het zakgeld als de tenlasteneming van de plaatsingskosten, in plaats van een bijzondere beslissing te nemen voor de toekenning van het zakgeld.

b) De storting van het zakgeld

De storting van het zakgeld zal afhangen van de toestand van de begunstigde. Indien de persoon onbekwaam is, zal het zakgeld door de voorlopige bewindvoerder geïnd worden.

up

9. Wat indien de begunstigde van het zakgeld overlijdt?

Bij het overlijden van de begunstigde wordt het eventuele saldo van het zakgeld ingeschreven op het actief van de erfenis, actief waarop het OCMW de kosten van de maatschappelijke dienstverlening terugvordert binnen de in artikel 100 van de OW vastgelegde beperkingen. (7)

up

10. De subsidie van de federale overheid

Er is geen subsidie van de federale Staat.

up

11. Bijzonderheden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Er zijn met betrekking tot deze dienstverlening geen bijzonderheden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

up

12. Veelgestelde vragen

Hebben personen die zelf hun verblijfskosten betalen recht op zakgeld?

Enkel personen die recht hebben op maatschappelijke dienstverlening van het OCMW in de vorm van betaling van verblijfskosten van een RH/RVT, hebben recht op het zakgeld vastgesteld in artikel 98 van de OW.

Geneesmiddelen mogen niet aangerekend worden op het zakgeld. Hoe moet het begrip geneesmiddelen geïnterpreteerd worden?

De door een geneesheer voorgeschreven geneesmiddelen in de zin van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, worden niet aangerekend op het zakgeld.

Krachtens artikel 1 van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen (K.B. 17.4.1964), wordt een geneesmiddel als volgt gedefinieerd: “elke enkelvoudige of samengestelde substantie, aangediend als hebbende therapeutische of profylactische eigenschappen met betrekking tot ziekten bij de mens of dieren. Elke enkelvoudige of samengestelde substantie die bij de mens of dieren kan worden gebruikt of aan de mens of dieren kan worden toegediend om hetzij fysiologische functies te herstellen, te verbeteren of te wijzigen wordt eveneens beschouwd als geneesmiddel”.

Bijgevolg kunnen de volgende geneesmiddelen niet op het zakgeld aangerekend worden indien ze door een geneesheer voorgeschreven zijn:

Bij twijfel over de geregistreerde geneesmiddelen kan men zich ook beroepen op het “Gecommentarieerd Geneesmiddelen Repertorium” (8).

Een hele reeks producten die vrij verkocht worden bij de apotheker en die soms als “parafarmacie” beschreven worden, zijn niet bedoeld. Het gaat hier vooral om cosmetica en vermageringsproducten. Deze kunnen dus niet op het zakgeld aangerekend worden.

Kan het zakgeld gebruikt worden om de ziekenfondsbijdragen te betalen?

Het zakgeld mag niet dienen om de basisbijdrage van het ziekenfonds te betalen. De premie die voor een aanvullende dekking aan een ziekenfonds betaald wordt, kan daarentegen wel met het zakgeld betaald worden.

Kunnen kosten voor het wassen van wasgoed aangerekend worden?

Het wassen en strijken van niet persoonlijk wasgoed en van persoonlijk wasgoed, georganiseerd door de inrichting, kan niet op het zakgeld aangerekend worden. In de praktijk is het niet persoonlijke wasgoed het wasgoed van de inrichting: tafellakens, servetten, handdoeken in gemeenschappelijke toiletten, enz.

Indien de reiniging van het wasgoed door de inrichting georganiseerd wordt, kan het wassen van persoonlijk wasgoed niet met het zakgeld betaald worden. Dat houdt in geen geval in dat de wasserijkosten in de dagprijs inbegrepen moeten worden.

Wat wordt verstaan onder “elementaire toiletartikelen die door de inrichting ter beschikking gesteld worden”?

Deze notie zou verduidelijkt moeten worden in een omzendbrief voor het KB van 25 april 2004.

De idee is de volgende: indien het rusthuis elementaire toiletartikelen ter beschikking stelt (zeep, shampoo, tandpasta, washandjes, handdoek, enz.), kunnen die niet met het zakgeld betaald worden. Dat betekent niet dat deze artikelen ter beschikking gesteld moeten worden.

Een elementair toiletartikel is dus een vereenvoudigd product, een basisproduct. Een inwoner die bijstand ontvangt en die bijvoorbeeld een speciale shampoo wenst, “verrijkt met Omega 3 en DHEA", moet dit met zijn zakgeld betalen. Hetzelfde geldt bv. voor een gelaatsmasker op basis van klei en komkommer.

up

13. Wettelijke basis

Wetten en KB's

Artikel 98 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de OCMW's.

Wet van 3 mei 2003 tot wijziging van artikel 98 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de OCMW's (B.S. 16.05.2003, inforum nr. 185180).

KB van 25 april 2004 tot vaststelling van het statuut van het zakgeld van sommige rusthuisbewoners en tot bepaling van de kosten die niet op dit zakgeld mogen worden aangerekend in uitvoering van artikel 98, § 1, derde lid, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de OCMW's (B.S 30.04.2004, inforum nr. 194216).

Omzendbrieven

Omz. van 17 november 2004 - Art. 98, par. 1, lid 3, van de organieke wet van 08.07.1976 betr. de OCMW's, ingevoerd door de wet van 03.05.2003 -zakgeld voor rusthuisbewoners: indexatie (inforum nr. 198225)

Omzendbrief van 1 juni 2016 inzake de aanpassing van de bedragen die tot de federale wetgeving met betrekking tot het maatschappelijk welzijn behoren, op 1 juni 2016 (inforum nr. 185733)

up

14. Voetnoten

(1) Artikel 2, § 3 van de wet van 1965.

(2) Artikel 1, 1° van de wet van 1965.

(3) Artikel 58, §3 van de OW; artikel 18, §3 van de wet RMI; KB van 20 maart 2003 tot vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van 15, vierde lid van de wet van 1965. Omzendbrief van 8 april 2003: oplossing van bevoegdheidsconflicten tussen OCMW's, Omzendbrief van 1 augustus 2015 betreffende het regelen van bevoegdheidsconflicten tussen OCMW's.

(4) Als men spreekt over kalenderdagen, worden alle weekdagen in beschouwing genomen, met inbegrip van zaterdagen, zondagen en feestdagen.

(5) De werkdagen zijn maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag, behalve bij feestdagen. Zaterdag en zondag worden niet beschouwd als werkdagen in België, aangezien de meeste diensten gesloten zijn.

(6) http://www.mi-is.be/be-nl/ocmw/omzendbrief-interactieve-versie-van-het-aanvraagformulier-om-een-bevoegdheidsconflict-op-te-lossen

(7) Artikel 2, § 2 van het KB van 25 april 2004.

(8) Dit kan gratis verkregen worden bij het Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie (BCFI vzw) c/o Heymans Instituut, De Pintelaan 185, 9000 Gent - www.bcfi.be - folia@UGent.be

up

15. Andere nuttige fiches i.v.m. het onderwerp

16. Bijlage: lijst van de kosten die niet op dit zakgeld mogen worden aangerekend

De kosten die niet mogen worden verhaald op het zakgeld van de resident van het RH/RVT:

up