Financiële maatschappelijke steun equivalent aan het leefloon

Versie nr.: 01
Online sinds: 26-12-2007
Laatste wijziging: 22-09-2008
Printklare versie: TF_equivalent_leefloon__Nl__3.pdf

  1. Gebruiksaanwijzing en afkortingen
  2. Context
  3. Wat is financiële maatschappelijke steun equivalent aan het leefloon?
  4. Wie komt in aanmerking voor het equivalent leefloon?
  5. Aan welke voorwaarden moet ik voldoen om een equivalent leefloon te verkrijgen?
  6. Hoeveel bedraagt het equivalent leefloon?
  7. Hoe worden de inkomsten van de aanvrager van een equivalent leefloon berekend?
  8. Welk OCMW is territoriaal bevoegd?
  9. Het aangesproken OCMW is niet territoriaal bevoegd: wat moet er gebeuren?
  10. Het OCMW is territoriaal bevoegd: wat moet er gebeuren?
    1. Nagaan of de RMI-wet niet kan worden toegepast
    2. Nagaan of een equivalent leefloon kan worden toegekend
    3. Nagaan of de persoon voldoet aan de toekenningsvoorwaarden van het equivalent leefloon
    4. Het bedrag van het equivalent leefloon te bepalen
    5. Een beslissing nemen en deze meedelen
  11. Welke zijn de mogelijke sancties voor de begunstigde van het equivalent leefloon?
  12. In welke gevallen wordt het bedrag van het equivalent leefloon teruggevorderd?
    1. De terugvordering ten laste van de begunstigde
    2. De terugvordering bij de onderhoudsplichtigen
    3. De terugvordering bij verantwoordelijke derden
    4. De terugvordering bij erfgenamen
    5. Het afzien van terugvordering
  13. De subsidie van de Federale Staat
  14. Bijzonderheden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
  15. Veelgestelde vragen
  16. Wettelijke basis
  17. Voetnoten
  18. Andere technische fiches in verband met het onderwerp
  19. Andere nuttige links

1. Gebruiksaanwijzing en afkortingen

De Technische Fiches zijn bedoeld om de terreindeskundigen een praktische, duidelijke en geactualiseerde informatie te verschaffen over de verschillende vormen van steun en diensten aangeboden door de OCMW’s. Iedere fiche probeert exhaustief te zijn, maar in geval van twijfel is het aangeraden andere bronnen te raadplegen.

Alle Technische Fiches staan ter beschikking op de website www.ocmw-info-cpas.be.

Om de verschillende vormen van steun, die zijn opgenomen in de fiches, te kennen, kan u informatie opzoeken zowel via een inventaris als via een alfabetische trefwoordenlijst.

We vestigen de aandacht van de lezer er op dat het belangrijk is de datum van de laatste actualisering van de fiche na te gaan (zie datum onder de titel van de fiche).

Elke fiche hanteert in het algemeen dezelfde structuur. Na een beschrijving van de context, gaat de fiche verder met het geven van een antwoord op de vragen wat is het?, wie is er rechthebbende? en welk OCMW is er bevoegd?. Vervolgens worden de toepassingsmanieren behandeld, met name in het onderdeel wat moet het bevoegde OCMW doen om de steun toe te kennen? Voor elke vorm van steun wordt er ook een onderdeel besteed aan de staatssubsidie.

Naast iedere technische fiche die een bepaalde vorm van steun behandelt, bestaat er in principe ook een gebruiksvriendelijke fiche.

Deze gebruiksvriendelijke fiche geeft een antwoord op de concrete vragen van gebruikers en is opgesteld in de vorm van “Veelgestelde Vragen”.

We raden deskundigen dan ook aan van de gebruiksvriendelijke fiches te raadplegen. Deze behandelen immers dezelfde onderwerpen als de technische fiches, maar dan vanuit het standpunt van de steunaanvrager. Deze gebruiksvriendelijke fiches kunnen ook dienen als informatiedocument voor het grote publiek.

De informatie die hier wordt aangeboden is geen wettige basis om rechten te doen gelden. Daarvoor verwijzen we naar wetteksten en reglementen.

Afkortingen die in deze fiche worden gebruikt:

De ingekaderde tekst wil de aandacht vestigen op belangrijke bepalingen.

up

2. Context

Het OCMW heeft tot taak aan personen en gezinnen de dienstverlening te verzekeren waartoe de gemeenschap gehouden is (1). Deze steun kan van allerlei aard zijn, met name financieel. Deze financiële steun kan occasioneel (bijvoorbeeld voor de samenstelling van een huurwaarborg) of periodiek zijn.

Het OCMW verleent twee vormen van periodieke financiële steun:

In deze fiche zullen we het hebben over deze tweede vorm van periodieke financiële steun.  

Waarom zijn er twee vormen van periodieke financiële steun?

Tijdens de voorbereiding van de wet van 1974 betreffende het bestaansminimum (4) was er sprake van een totale hervorming van de openbare onderstand. Deze hervorming werd uiteindelijk uitgevoerd door de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de OCMW’s. Er was toen sprake van de regeling van het bestaansminimum en van de andere vormen van maatschappelijke steun (bijvoorbeeld financiële steun) op te nemen in één geheel van regels. Dit voorstel werd echter nooit goedgekeurd.

Bijgevolg bestaan er sinds 1976 twee vormen van periodieke financiële steun: het bestaansminimum (dat het leefloon werd) en financiële maatschappelijke steun op basis van art. 60, § 3 van de OW.

Welk verband is er tussen deze twee vormen van periodieke financiële steun?

In vergelijking met het leefloon dient financiële maatschappelijke steun:

up

3. Wat is financiële maatschappelijke steun equivalent aan het leefloon?

Het equivalent leefloon is een periodieke financiële steun die het OCMW verleent op basis van art. 60, § 3 van de OW, indien het leefloon (periodieke financiële steun die het OCMW verleent op basis van de RMI-wet) niet kan worden toegekend doordat de persoon niet voldoet aan de toekenningsvoorwaarden van het leefloon.

Zo heeft het equivalent leefloon gewoonlijk betrekking op personen die wegens hun nationaliteit, leeftijd of inkomen niet in aanmerking komen voor het leefloon. Onder deze personen verstaan we onder meer:

We spreken van financiële steun “equivalent aan het leefloon” aangezien de OCMW’s geleidelijk aan de bedragen van het leefloon (vroeger die van het bestaansminimum) als maatstaf hebben genomen voor de verlening van financiële maatschappelijke steun aan personen die niet voldoen aan alle voorwaarden van de RMI-wet maar die zich in een gelijkaardige feitelijke situatie bevinden.

Deze methode waarbij het bedrag van het bestaansminimum of van het leefloon als richtlijn wordt genomen voor de bepaling van het bedrag van de financiële maatschappelijke steun, heeft zich langzamerhand verspreid en werd versterkt door de rechtspraak.

up

4. Wie komt in aanmerking voor het equivalent leefloon?

“Elke persoon heeft recht op maatschappelijke dienstverlening. Deze heeft tot doel eenieder in de mogelijkheid te stellen een leven te leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid.” (5)

In tegenstelling tot de RMI-wet bepaalt de organieke wet betreffende de OCMW’s voor de verlening van financiële maatschappelijke steun geen voorwaarden voor leeftijd, nationaliteit,… Bijgevolg kunnen ook minderjarigen en vreemdelingen (behalve illegalen die alleen recht hebben op dringende medische hulp) in aanmerking komen voor het equivalent leefloon.

Opgelet! Indien de aanvrager voldoet aan de toekenningsvoorwaarden van de RMI-wet wordt hem eerst het leefloon toegekend, en niet het equivalent leefloon. Pas als hij niet voldoet aan de voorwaarden van de RMI-wet, wordt onderzocht of hij in aanmerking komt voor het equivalent leefloon. (Zie rubriek 5 “Aan welke voorwaarden moet ik voldoen om een equivalent leefloon te verkrijgen?”)

up

5. Aan welke voorwaarden moet ik voldoen om een equivalent leefloon te verkrijgen?

Op grond van art. 60, § 3, eerste lid van de OW “moet het OCMW materiële hulp in de meest passende vorm verlenen”. Materiële hulp omvat financiële steun.

Het OCMW heeft een grote beoordelingsvrijheid om in ieder individueel geval te bepalen of en in welke mate materiële hulp moet worden verleend en welke de meest passende vorm is (bijvoorbeeld periodieke financiële maatschappelijke steun (equivalent leefloon)). In tegenstelling tot het leefloon moeten dus geen strikte voorwaarden of regels worden vervuld om een equivalent leefloon te verkrijgen.

Hoewel iedereen recht heeft op maatschappelijke steun om een menswaardig leven te kunnen leiden, kan maatschappelijke steun echter gepaard gaan met enkele toekennings- of behoudvoorwaarden.

Voor iedere vorm van maatschappelijke steun (equivalent leefloon of andere vorm van maatschappelijke steun) moeten twee algemene voorwaarden worden vervuld.

Bovendien kan financiële maatschappelijke steun op grond van art. 60, § 3, tweede lid van de OW gepaard gaan met andere voorwaarden, zoals bepaald in de RMI-wet.

a) De twee algemene voorwaarden voor maatschappelijke steun

Voorwaarde 1: Uw gewone en effectieve verblijfplaats bevindt zich op het Belgisch grondgebied

Deze voorwaarde is niet letterlijk opgenomen in de OW. Er bestaat niettemin constante rechtspraak dat maatschappelijke steun alleen wordt toegekend indien de begunstigde een gewone en effectieve verblijfplaats heeft op het Belgisch grondgebied.

De gewone en effectieve verblijfplaats is de plaats waar een gezin of alleenstaande persoon gewoonlijk leeft. De bepaling van de hoofdverblijfplaats gebeurt op basis van een feitelijke situatie. De aanvrager van de hulp dient zelf het bewijs te leveren dat zijn verblijfplaats in België is.

Voorwaarde 2: U bent behoeftig en leidt geen menswaardig leven

Het recht op maatschappelijke dienstverlening bevat een onbepaalde referentie: de menselijke waardigheid. Zij die recht hebben op maatschappelijke dienstverlening, zijn alle personen met een wettelijke verblijfplaats in België en die zich in een situatie bevinden, die niet beantwoordt aan de menselijke waardigheid (6).

De beoordeling van een menswaardig leven gebeurt op een volledig geïndividualiseerde wijze maar houdt minimaal in dat de persoon zich kan voeden en kleden, een verblijfplaats heeft, zijn persoonlijke hygiëne kan verzorgen en toegang heeft tot gezondheidszorg.

De mogelijkheid om een menswaardig leven te leiden hangt grotendeels af van het bestaan van een voldoende hoog inkomen. Dit criterium komt overeen met de voorwaarde betreffende het RMI, die stelt dat de steunaanvrager niet mag beschikken over voldoende middelen, noch hierop aanspraak kan maken, noch in staat mag zijn om deze te verkrijgen, hetzij door persoonlijke inspanningen, hetzij door andere middelen. Het verschil is dat op het gebied van maatschappelijke steun geen enkel inkomensplatform is vastgesteld als norm en geen enkele berekeningswijze wordt opgelegd (7).

b) De vier facultatieve voorwaarden van de RMI-wet

Art. 60, § 3, tweede lid, van de OW bepaalt dat “de financiële hulpverlening bij beslissing van het centrum kan worden onderworpen aan de voorwaarden vermeld in de artikelen 3, 5° en 6°, 4, 11 en 13, §2 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie”. Er is dus een duidelijke beslissing van het OCMW vereist, die verduidelijkt dat het equivalent leefloon onderworpen is aan bepaalde voorwaarden van het leefloon opdat deze geldig zouden zijn.

Voorwaarde 1: Werkbereidheid (8)

Om het equivalent leefloon te kunnen verkrijgen, kan het OCMW van de persoon eisen dat hij bereid is om te werken tenzij hij hiertoe verhinderd wordt wegens gezondheids- en billijkheidsredenen. De werkbereidheid moet serieus, doeltreffend, gespreid in de tijd en regelmatig zijn. Deze werkbereidheid kan worden bewezen door middel van een inschrijving als werkzoekende, het zelf regelmatig zoeken naar werk, een positieve instelling tegenover de werkaanbiedingen van het OCMW, de deelname aan examens, het volgen van een bijkomende opleiding, …

De werkbereidheid moet worden beoordeeld volgens de concrete mogelijkheden en persoonlijke inspanningen van de persoon. Hierbij moet rekening worden gehouden met de specifieke situatie van de aanvrager, zijn leeftijd, zijn scholing, zijn gezondheid, …

Hierna verduidelijken we de gezondheids- en billijkheidsredenen die de aanvrager vrijstellen van de voorwaarde van werkbereidheid.

i) Gezondheidsredenen

Het OCMW kan de aanvrager die gezondheidsredenen inroept, al dan niet gestaafd door een medisch attest van de behandelende arts, aan een medisch onderzoek onderwerpen, dat wordt uitgevoerd door een arts die gemandateerd en betaald wordt door het OCMW (9). In dat geval meldt de persoon zich op vraag aan bij de arts die wordt aangeduid door het centrum, tenzij hij om gezondheids­redenen niet daartoe in staat is. De arts gaat na of er gezondheidsredenen door de betrokkene kunnen worden ingeroepen. De verplaatsingskosten van de persoon naar de arts worden door het OCMW gedragen volgens de modaliteiten bepaald door het centrum.

Voorbeelden:

ii) Billijkheidsredenen

Het OCMW beoordeelt de billijkheidsredenen in het licht van de omstandigheden. Deze beoordeling hangt van verschillende factoren af.

Voorbeelden:

Aangezien de werkbereidheid in het kader van het equivalent leefloon facultatief is, kan zij niet uit zichzelf geldig zijn. Het OCMW moet een formele beslissing nemen, die bepaalt dat het equivalent leefloon aan deze voorwaarde is onderworpen (een bericht van een maatschappelijk werker volstaat niet). Indien deze beslissing niet werd genomen, zal het equivalent leefloon dus niet kunnen worden geweigerd op basis van een gebrek aan werkbereidheid (10).

Voorwaarde 2: Uitputting van de rechten op andere sociale uitkeringen (11)

Om in aanmerking te kunnen komen voor het equivalent leefloon kan het OCMW eisen dat de aanvrager zijn rechten doet gelden op de sociale uitkeringen waarop hij aanspraak kan maken op grond van de Belgische of buitenlandse sociale wetgeving.

Het OCMW geeft de aanvrager de nodige informatie en raad en helpt hem concreet bij het laten gelden van zijn rechten en voordelen waarop hij aanspraak kan maken op grond van de Belgische of buitenlandse wetgeving (12).

Voorwaarde 3: Doorverwijzing naar onderhoudsplichtigen (13)

Om in aanmerking te kunnen komen voor het equivalent leefloon, mag het OCMW van de aanvrager eisen dat hij zijn rechten uitoefent ten aanzien van zijn onderhoudsplichtigen. Deze personen zijn beperkt tot de echtgenoot of ex-echtgenoot, ouders, kinderen, adoptant en geadopteerde.

Om deze mogelijkheid aan te wenden, moet het OCMW een maatschappelijk onderzoek uitvoeren, enerzijds om de solvabiliteit van de onderhoudsplichtigen te beoordelen en anderzijds om de familiale weerslag van deze maatregel na te gaan.

De overeenkomsten over onderhoudsgelden zijn niet tegenwerpbaar aan de OCMW’s. Dankzij deze bepaling is het mogelijk te vermijden dat overeenkomsten die geen onderhoudsgeld of enkel een symbolisch onderhoudsgeld toestaan, tegenwerpbaar zijn aan het OCMW.

Het OCMW moet de aanvrager de nodige informatie en raad geven en hem concreet helpen bij het laten gelden van zijn rechten (14). Indien de persoon zelf zijn rechten ten aanzien van onderhoudsplichtigen niet kan doen gelden, kan het OCMW ook handelen namens en ten behoeve van de betrokkene (15).

Voorwaarde 4: Het sluiten van een GPMI (16)

Om in aanmerking te kunnen komen voor een equivalent leefloon, kan een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie (GPMI) worden gesloten, hetzij op verzoek van de betrokkene, hetzij op initiatief van het OCMW. Indien het OCMW besluit dat art.11 van de RMI-wet van toepassing is op de toekenning van een equivalent leefloon, zal het sluiten van een GPMI verplicht zijn in twee precieze gevallen:

up

6. Hoeveel bedraagt het equivalent leefloon?

Terwijl de RMI-wet voor het leefloon precieze bedragen vaststelt, bepaalt de organieke wet van 1976 betreffende de OCMW’s geen nauwkeurige criteria voor de bedragen van het equivalent leefloon. Toch leek het onaanvaardbaar dat het bedrag voor periodieke maatschappelijke steun (equivalent leefloon) in gelijkaardige feitelijke situaties lager zou zijn dan de bedragen van het leefloon.

Bijgevolg hebben de OCMW’s geleidelijk aan de bedragen van het leefloon (vroeger die van het bestaansminimum) als maatstaf genomen voor de verlening van financiële maatschappelijke steun aan personen die niet voldoen aan alle voorwaarden van de RMI-wet maar die zich in een gelijkaardige feitelijke situatie bevinden. Dit verklaart waarom we spreken van financiële steun “equivalent aan het leefloon”.

Deze methode waarbij het bedrag van het bestaansminimum of van het leefloon als richtlijn wordt genomen voor de bepaling van het bedrag van de financiële maatschappelijke steun, heeft zich langzamerhand verspreid en werd door de rechtspraak versterkt.

Als we dus spreken van het equivalent leefloon, bedoelen we momenteel de bedragen van het leefloon. Sinds 1 september 2008 zijn deze bedragen de volgende:

Categorieën

Bedragen per jaar en per maand

Categorie 1

Samenwonende

€ 5.692,45/jaar

€ 474,37/maand

Categorie 2

Alleenstaande

€ 8.538,68/jaar

€ 711,56/maand

Categorie 3

Persoon met gezin ten laste

€ 11.384,91/jaar

€ 948,74/maand

 

Het equivalent leefloon mag enkel afwijken van de bedragen van het leefloon op basis van objectief en redelijkerwijs gemotiveerde redenen en met eerbied voor evenredigheid (17).

Net als bij het leefloon hebben personen bij het equivalent leefloon niet altijd recht op het volledige bedrag van de categorie waartoe zij behoren. De beoordeling van de staat van behoefte, de berekening van de inkomsten van de steunaanvrager en de eventuele inachtneming van de inkomsten van de personen met wie hij samenwoont, zullen in bepaalde gevallen leiden tot de betaling van een gedeeltelijk bedrag.

up

7. Hoe worden de inkomsten van de aanvrager van een equivalent leefloon berekend?

Om in aanmerking te kunnen komen voor het equivalent leefloon, moet de steunaanvrager in staat van behoefte verkeren. Dat wil zeggen dat de steunaanvrager niet over voldoende middelen mag beschikken, noch hierop aanspraak kan maken, noch in staat mag zijn deze te verkrijgen, hetzij door persoonlijke inspanningen, hetzij door andere middelen. Dit criterium stemt overeen met de voorwaarde die wordt gesteld op het gebied van RMI, met als enige verschil dat voor het equivalent leefloon geen inkomensplatform is vastgesteld als norm en geen berekeningswijze wordt opgelegd.

De berekening van de inkomsten is dus niet zo strikt als in de RMI-wet. Het OCMW behoudt een grote vrijheid voor de beoordeling van de staat van behoefte. Het moet hierbij alle omstandigheden in overweging nemen, die eigen zijn aan het onderworpen geval zodat de verleende steun zo goed mogelijk beantwoordt aan de behoeften van de persoon.

Om een ongelijke behandeling van de aanvragers te vermijden, hebben de meeste OCMW’s zelf interne criteria, normen en richtlijnen opgesteld, die verbonden zijn aan verschillende vormen van steun. Opgelet! Afhankelijk van het geval moet het steeds mogelijk zijn om af te wijken van deze richtlijnen.

Het OCMW mag rekening houden met de inkomsten van de personen met wie de steunaanvrager samenwoont (er moet eveneens rekening worden gehouden met hun behoeften), zelfs indien deze personen geen familieleden zijn. Het volstaat dat er een gemeenschappelijke huishouding is. De beperking die wordt bepaald in de RMI-wet, is hier dus niet van toepassing (18). Toch past een deel van de rechtspraak deze beperking mutatis mutandis toe op het equivalent leefloon.

up

8. Welk OCMW is territoriaal bevoegd?

a) Algemene regel:

In principe is het steunverlenend centrum bevoegd (19), zijnde het OCMW van de gemeente waar de persoon die de hulp nodig heeft, zijn hoofdverblijfplaats heeft (20).

b) Uitzonderingen:

In bepaalde bijzondere gevallen kunnen andere regels van territoriale bevoegdheid van toepassing zijn:

i) Indien de betrokkene zich bij het indienen van de aanvraag bevindt in een instelling, zoals beschreven in art.2, §1 van de wet van 1965:

Deze paragraaf gaat over instellingen zoals erkende rusthuizen, psychiatrische ziekenhuizen, ... Het OCMW van de gemeente waar de persoon voor zijn hoofdverblijf is ingeschreven in het bevolking- of vreemdelingenregister, is bevoegd (21). Er wordt rekening gehouden met de inschrijving op het ogenblik van de opname van de persoon in de instelling. Indien er geen inschrijving van hoofdverblijf is op het ogenblik van de opname in de instelling, geldt de algemene regel van het steunverlenend centrum. Indien een persoon tijdens zijn verblijf in een instelling, bedoeld in art.2, § 1 van de wet van 1965, achtereenvolgens en zonder onderbreking wordt opgenomen in verscheidene instellingen, blijft hetzelfde OCMW territoriaal bevoegd om steun te verlenen. (22)

ii) Indien de aanvrager dakloos is en niet in een instelling verblijft:

Het OCMW van de gemeente waar de aanvrager zich bevindt, is bevoegd, dat wil zeggen de plaats waar de betrokkene zijn feitelijke verblijfplaats heeft. (23)

iii) Indien de aanvrager een studie met voltijds leerplan volgt en jonger is dan 25 jaar:

Het OCMW van de gemeente waar de student op het ogenblik van de aanvraagzijn inschrijving als hoofdverblijfplaats heeft in het bevolking- of vreemdelingenregister, is bevoegd. Dit OCMW blijft bevoegd voor de volledige ononderbroken duur van de studie. (24) De territoriale bevoegdheid voor studenten staat ook in detail beschreven in de fiche “GPMI studies met voltijds leerplan”.

up

9. Het aangesproken OCMW is niet territoriaal bevoegd: wat moet er gebeuren?

Indien het OCMW een steunaanvraag ontvangt waarvoor het zich niet bevoegd acht, dient het als volgt te handelen (25):

Zolang de reden van het doorsturen niet werd meegedeeld aan de aanvrager en de aanvraag niet werd doorgestuurd, blijft het eerste OCMW verplicht om de aanvraag te behandelen en moet het de steun toekennen indien de voorwaarden zijn vervuld.

Indien het tweede OCMW zich eveneens onbevoegd acht, moet het dit onmiddellijk melden aan de POD MI. Concreet moet deze een aanvraag indienen bij de Dienst Bevoegdheidsconflicten van de POD MI om een voorlopig bevoegd centrum te bepalen, en dit binnen de vijf werkdagen (26) volgend op de ontvangstdatum van de aanvraag die werd verstuurd door het eerste OCMW.

De aanvraag voor de bepaling van de voorlopige bevoegdheid gebeurt als volgt:

De aanvraag voor het bepalen van de bevoegdheid moet de volgende elementen bevatten:

  1. alle informatie over de identiteit van de betrokkene;
  2. een beschrijving van de feitelijke en juridische elementen waarop het OCMW zich baseert voor de onbevoegdheidverklaring (het OCMW moet op synthetische wijze alle relevante feiten vermelden om de bevoegdheid te bepalen, en zijn territoriale onbevoegdheid in de gegeven omstandigheden beargumenteren);
  3. een kopie van de gemotiveerde beslissing voor onbevoegdheid die werd verzonden door het eerste centrum;
  4. de gegevens van de persoon die het dossier behandelt. De persoon die het dossier behandelt bij het OCMW, moet snel en rechtstreeks kunnen worden gecontacteerd om eventueel bijkomende informatie te geven.

De Minister maakt zijn beslissing in principe onverwijld over aan het OCMW dat is aangeduid om te beslissen over de steunaanvraag.

Het OCMW dat wordt aangeduid, moet onmiddellijk contact opnemen met de steunaanvrager voor een snelle behandeling van de aanvraag, en dit vanaf de datum van de originele aanvraag.

De andere OCMW’s die betrokken zijn in het bevoegdheidsconflict, ontvangen ter informatie van de Minister een eensluidend afschrift van zijn beslissing.

Het OCMW dat de Minister conform deze procedure heeft aangeduid, is bevoegd om een beslissing te nemen over de steunaanvraag.

up

10. Het OCMW is territoriaal bevoegd: wat moet er gebeuren?

Indien een persoon zich aanmeldt bij een OCMW voor een steunaanvraag en het OCMW zijn territoriale bevoegdheid is nagegaan, moet het OCMW rekening houden met de volgende punten:

a) Nagaan of de RMI-wet niet kan worden toegepast

Het OCMW moet nagaan of de steunaanvrager in eerste instantie geen aanspraak kan maken op het RMI. Indien de persoon voldoet aan de toekenningsvoorwaarden van het RMI, zal het OCMW hem een leefloon toekennen en geen equivalent leefloon.

b) Nagaan of een equivalent leefloon kan worden toegekend

Indien de RMI-wet niet op de steunaanvrager van toepassing is, moet het OCMW nagaan of een periodieke financiële maatschappelijke steun (equivalent leefloon) moet worden toegekend. In tegenstelling tot de RMI-wet moeten voor de toekenning van een equivalent leefloon geen strikte regels worden nageleefd. Het OCMW behoudt dus een grote beoordelingsvrijheid.

c) Nagaan of de persoon voldoet aan de toekenningsvoorwaarden van het equivalent leefloon

Zelfs als het OCMW over een grote beoordelingsvrijheid beschikt, toch moet het nagaan of de steunaanvrager voldoet aan de twee algemene voorwaarden van maatschappelijke steun. (Zie rubriek 5 “Aan welke voorwaarden moet ik voldoen om een equivalent leefloon te verkrijgen?”)

Indien het OCMW de toekenning van het equivalent leefloon bovendien wil onderwerpen aan bepaalde leefloon-voorwaarden zoals de wet toelaat (Zie rubriek 5 “Aan welke voorwaarden moet ik voldoen om een equivalent leefloon te verkrijgen”?), moet het OCMW hiervoor een formele beslissing nemen. Indien dit niet gebeurt, zal een beslissing tot weigering van het equivalent leefloon niet geldig zijn wegens niet-nakomen van een van de bovengenoemde voorwaarden.

d) Het bedrag van het equivalent leefloon bepalen

Indien het OCMW besluit om een equivalent leefloon toe te kennen aan de steunaanvrager, zal hij de equivalent leefloon-categorie moeten bepalen, waartoe de begunstigde had behoord indien hij zou hebben voldaan aan de voorwaarden van de RMI-wet om het bedrag van het leefloon vast te stellen. Geleidelijk aan hebben de OCMW’s de bedragen van het leefloon immers als maatstaf genomen voor de toekenning van het equivalent leefloon.

Om het bedrag van het equivalent leefloon te bepalen, moet het OCMW uiteraard de staat van behoefte van de steunaanvrager beoordelen. Zoals reeds vermeld, beschikt het OCMW over een zekere vrijheid in deze beoordeling en onder meer in de manier waarop het rekening zal houden met de inkomsten van de persoon en van de personen met wie hij samenwoont. (Zie rubriek 7 “Hoe worden de inkomsten van de aanvrager van een equivalent leefloon berekend?”)

De beoordeling van de staat van behoefte van de steunaanvrager leidt in bepaalde gevallen tot de betaling van een gedeeltelijke som indien de persoon bijvoorbeeld over een bepaald inkomen beschikt. (Zie rubriek 6 “Hoeveel bedraagt het equivalent leefloon?”)

e) Een beslissing nemen en deze meedelen(27)

Het OCMW neemt zo snel mogelijk en uiterlijk dertig dagen na ontvangst van de aanvraag een beslissing over de toekenning van het equivalent leefloon.

De beslissing moet binnen de acht dagen volgend op de beslissing per aangetekende brief of met ontvangstbevestiging worden meegedeeld. De datum van de poststempel of van de ontvangstbevestiging dient als bewijs.

De beslissing is gemotiveerd en vermeldt de mogelijkheid om een beroep in te stellen, evenals het adres van de bevoegde beroepsinstantie.

up

11. Welke zijn de mogelijke sancties voor de begunstigde van het equivalent leefloon?

In tegenstelling tot de RMI-wet zijn niet echt sancties voorzien aangezien geen strikte voorwaarden moeten worden vervuld.

Indien de toekenning van het equivalent leefloon echter gepaard gaat met bepaalde voorwaarden, zoals bedoeld in art.60, §3, tweede lid van de OW (zoals werkbereidheid, afstand nemen van het recht op andere sociale uitkeringen, doorverwijzing naar onderhoudsplichtigen en het sluiten van een GPMI) (zie rubriek 5 “Aan welke voorwaarden moet ik voldoen om een equivalent leefloon te verkrijgen?”), veranderen de zaken.

In dat geval bepaalt art. 60, § 3, derde lid van de OW dat “indien deze voorwaarden niet worden nageleefd, het recht op financiële hulp, op voorstel van de maatschappelijk werker belast met het dossier, kan worden geweigerd of geheel of gedeeltelijk worden geschorst voor een periode van ten hoogste een maand”.

Het vierde lid van dit zelfde artikel verduidelijkt dat “in geval van herhaling binnen een termijn van ten hoogste een jaar het recht op financiële hulp voor een periode van ten hoogste drie maanden kan worden geschorst”.

up

12. In welke gevallen wordt het bedrag van het equivalent leefloon teruggevorderd?

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de terugvordering ten laste van de begunstigde, bij de onderhoudsplichtigen, bij verantwoordelijke derden en bij erfgenamen.

a) De terugvordering ten laste van de begunstigde

Het OCMW kan het equivalent leefloon enkel terugvorderen bij de begunstigde indien deze laatste de informatie die hij moest meedelen aan het OCMW, bewust onjuist en onvolledig heeft aangegeven (28).

Opgelet! Het OCMW zal eveneens de kosten voor de verstrekte hulp (in dit geval het equivalent leefloon) terugvorderen indien blijkt dat de persoon bronnen van inkomsten heeft op grond van rechten die hij bezat tijdens de periode dat hij hulp kreeg (29). Het OCMW zal echter rekening moeten houden met de grenzen voor onoverdraagbaarheid en onvatbaarheid voor beslag, bedoeld in art.1409 van het Gerechtelijk Wetboek.

Opgelet! Behalve beide bovenbedoelde gevallen kan van de begunstigde van het equivalent leefloon eveneens worden geëist dat hij de verstrekte hulp geheel of gedeeltelijk terugbetaalt indien deze hulp werd verleend door het OCMW in het kader van een “terug te betalen maatschappelijke steun”. Hiertoe moet het OCMW een formele beslissing nemen en ervoor zorgen dat de terugbetaling het recht van de persoon op een menswaardig leven niet in gevaar brengt (30).

b) De terugvordering bij de onderhoudsplichtigen

In principe is de terugvordering bij de onderhoudsplichtigen verplicht (31) , dat wil zeggen bij de echtgenoot, de ouders en de kinderen van de begunstigde (32).

Op het gebied van equivalent leefloon is er echter een uitzondering. Indien het equivalent leefloon tijdelijk wordt toegekend, dat wil zeggen voor een periode van minder dan drie maanden, mag het OCMW afzien van de terugvordering bij de onderhoudsplichtigen. Indien het equivalent leefloon langer wordt toegekend, zal het OCMW moeten beslissen of het al dan niet wordt teruggevorderd (33).

Om het equivalent leefloon bij de onderhoudsplichtigen te kunnen terugvorderen, moet het recht op een alimentatievordering bestaan tijdens de periode waarin het equivalent leefloon wordt toegekend (34). Bovendien is het bedrag van de terugvordering maximaal beperkt tot de alimentatievordering (35).

Voordat het OCMW de beslissing neemt om een equivalent leefloon terug te vorderen, moet het een maatschappelijk onderzoek uitvoeren naar de financiële situatie van de onderhoudsplichtige en de familiale weerslag van de maatregel. Dit onderzoek is omwille van billijkheids- of insolvabiliteitsredenen niet verplicht (36).

Het KB van 9 mei 1984 bepaalt de voorwaarden met betrekking tot de terugvordering van maatschappelijke steun ten laste van de onderhoudsplichtigen.

c) De terugvordering bij verantwoordelijke derden(37)

Op grond van een eigen recht kan het OCMW de terugbetaling van het equivalent leefloon verhalen op de persoon die aansprakelijk is voor de verwonding of ziekte die heeft geleid tot de betaling van het equivalent leefloon. Indien de verwonding of ziekte voortvloeit uit een overtreding, kan de actie op hetzelfde ogenblik en voor dezelfde rechter worden uitgevoerd als de strafvordering.

d) De terugvordering bij erfgenamen (38)

Indien een persoon die het equivalent leefloon heeft ontvangen, sterft en roerende of onroerende goederen achterlaat, moet het OCMW bij de erfgenamen en/of legatarissen van de overledene de kosten terugvorderen, die het OCMW gedurende de laatste vijf jaren vóór zijn overlijden heeft betaald, maar hoogstens ten belope van het nagelaten vermogen.

e) Het afzien van terugvordering (39)

up

13. De subsidie van de Federale Staat (40)

Een subsidie van de federale staat is voorzien in de wet van 1965 en het ministerieel besluit van 30 januari 1995: “De kosten van de maatschappelijke dienstverlening die door de OCMW’s wordt verstrekt aan een behoeftige die de Belgische nationaliteit niet bezit en die niet in het bevolkingsregister is ingeschreven, worden terugbetaald door de staat ten belope van het reële bedrag van deze kosten en hoogstens ten belope van het bedrag, bedoeld in art.14, §1 van de RMI-wet, voor de categorie van personen waartoe de begunstigde van de steun behoort”.

Bijgevolg zal de terugbetaling van de verstrekte maatschappelijke steun, in dit geval in de vorm van een equivalent leefloon, enkel en alleen effectief zijn indien het equivalent leefloon werd toegekend aan een behoeftige vreemdeling die niet in het bevolkingsregister is ingeschreven.

Bovendien wordt het toegekende equivalent leefloon terugbetaald ten belope van het reële bedrag van de kosten en hoogstens ten belope van de bedragen van het leefloon. Dat wil zeggen dat de kosten van de maatschappelijke steun 100% worden terugbetaald indien het bedrag van het equivalent leefloon niet hoger is dan de bedragen van het leefloon, bedoeld in art.14, §1 van de RMI-wet.

Ieder equivalent leefloon dat werd toegekend aan andere personen die geen vreemdelingen zijn, die niet in het bevolkingsregister zijn ingeschreven, wordt niet terugbetaald door de staat maar uit eigen middelen. Hetzelfde geldt voor de eventuele verstrekte bijdrage die hoger is dan de bedragen van het leefloon.

Opgelet! De behoeftige minderjarige over wie niemand het ouderlijk gezag en de voogdij of het materieel toezicht uitoefent, wordt voor de toepassing van dit besluit [MB van 30 januari 1995]gelijkgesteld met een begunstigde zoals bedoeld in artikel 1 [de behoeftige vreemdeling die niet in het bevolkingsregister is ingeschreven] (41). Bijgevolg zal een equivalent leefloon die wordt toegekend aan een dergelijke minderjarige (meestal een niet-begeleide minderjarige vreemdeling), 100 % moeten worden terugbetaald indien het bedrag van het equivalent leefloon niet hoger is dan de bedragen van het leefloon.

up

14. Bijzonderheden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Er zijn geen bijzonderheden inzake het equivalent leefloon.

up

15. Veelgestelde vragen

Mag een niet-meerderjarig verklaarde minderjarige een aanvraag indienen om het equivalent leefloon te verkrijgen?

Ja. Iedereen heeft recht op maatschappelijke steun om een menswaardig leven te kunnen leiden, ongeacht de leeftijd. Het OCMW kan van de minderjarige evenwel eisen dat hij zijn rechten ten aanzien van zijn onderhoudsplichtigen uitoefent (42).

Wordt een equivalent leefloon dat wordt toegekend aan een niet-meerderjarig verklaarde Belgische minderjarige, terugbetaald door de staat?

In principe niet (43). Opdat de federale subsidie het equivalent leefloon 100 % zou terugbetalen, moet het equivalent leefloon zijn toegekend aan een vreemdeling die niet in het bevolkingsregister is ingeschreven. Een equivalent leefloon dat buiten deze voorwaarden werd toegekend, moet met eigen middelen worden terugbetaald.

Komt een illegale vreemdeling in aanmerking voor het equivalent leefloon?

In principe niet. De enige maatschappelijke steun waarop hij recht heeft, is dringende medische hulp. Volgens een bepaalde rechtspraak en ingevolge een rechterlijke beslissing, kan art. 57, § 2 van de OW echter niet worden toegepast indien de persoon zich in de absolute onmogelijkheid bevindt om het Belgisch grondgebied te verlaten, en komt de illegale vreemdeling dus in aanmerking voor het equivalent leefloon (44).

Komt een illegale vreemdeling met een Belgisch kind in aanmerking voor het equivalent leefloon?

In principe niet. Het feit dat het kind de Belgische nationaliteit heeft, wijzigt niet automatisch de toepassing van art. 57, § 2 van de OW en kent dus geen recht op maatschappelijke dienstverlening toe aan de illegale ouder (45).

Het Belgisch kind komt door zijn Belgische nationaliteit echter wel in aanmerking voor maatschappelijke steun. Op voorwaarde dat het zich in staat van behoefte bevindt. Deze staat wordt beoordeeld, rekening houdende met de gezinssituatie van het kind. Het feit dat een van zijn ouders illegaal in België verblijft, belet het kind dus niet om maatschappelijke steun te krijgen, waarop het recht heeft als wettelijk vertegenwoordiger, maar belet het wel om maatschappelijke steun in eigen naam te krijgen (46).

Kan een equivalent leefloon worden geweigerd indien de staat van de behoefte van de aanvrager werd veroorzaakt door eigen toedoen?

Niet noodzakelijk. Indien de persoon zich door eigen toedoen in een onmenswaardige staat van behoefte bevindt, kan hij toch maatschappelijke steun krijgen. Alles hangt af van de omstandigheden. In sommige gevallen (bijvoorbeeld een jongere die alleen wil wonen bij gebrek aan gegronde redenen met betrekking tot zijn studie of een breuk in het gezin) zal de rechtspraak echter de beslissing van het OCMW tot weigering van de steun bevestigen indien deze gegrond is.

up

16. Wettelijke basis

a) Wetten

Wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (B.S. 6 mei 1965, Inforum nr. 25204)

Organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (B.S. 5 augustus 1976, Inforum nr. 17967)

KB van 9 mei 1984 tot uitvoering van artikel 100bis, § 1 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (B.S. 24 mei 1984, Inforum nr. 117246)

MB van 30 januari 1995 tot regeling van de terugbetaling door de staat van de kosten van de dienstverlening door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekend aan een behoeftige die de Belgische nationaliteit niet bezit en die niet in het bevolkingsregister is ingeschreven (B.S. 3 maart 1995, Inforum nr. 82091)

Wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie (B.S. 31 juli 2002, Inforum nr. 176605)

KB van 11 juli 2002 houdende het algemeen reglement betreffende het recht op maatschappelijke integratie (B.S. 31 juli 2002, Inforum nr. 178495)

b) Overige

Arbrb. Brussel, 31 oktober 2001 (Inforum nr. 190009)

Arbrb. Brugge, 11 mei 2005 (Inforum nr. 211377)

Arbh. Brussel, 19 april 2007 (Inforum nr. 223058)

Arbh. Brussel, 24 mei 2007 (Inforum nr. 223062B )

Omzendbrief van 29 augustus 2008 – aanpassing van de bedragen die tot de federale wetgeving met betrekking tot het maatschappelijk welzijn behoren, op 1 september 2008 (Inforum n°185733)

up

17. Voetnoten

(1) Art.57, § 1, eerste lid, van de OW.

(2) B.S. van 31 juli 2002, Inforum nr.176608.

(3) B.S. van 5 augustus 1976, Inforum nr.17969

(4) Wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum, B.S. van 18 september 1974.

(5) Art.1, eerste lid van de OW.

(6) Voor vreemdelingen die illegaal in België verblijven, is de taak van het OCMW beperkt tot dringende medische hulp. Bovendien is er geen leeftijdsvoorwaarde voor het verkrijgen van maatschappelijke bijstand.

(7) Een van de specifieke eigenschappen van de taak van het OCMW op het gebied van maatschappelijke steun is dat het alle omstandigheden in overweging moet nemen, die eigen zijn aan het onderworpen geval zodat de verleende steun zo goed mogelijk beantwoordt aan de behoeften van de persoon. Om een ongelijke behandeling van de aanvragers te vermijden, hebben de meeste OCMW’s zelf interne criteria, normen en richtlijnen opgesteld, die verbonden zijn aan verschillende vormen van steun.

(8) Art. 3, 5° van de RMI-wet.

(9) Art. 6, § 4 van het KB RMI.

(10) Arbrb. Brugge, 11 mei 2005, 7 e kamer, Inforum nr. 211377.

(11) Art. 3, 6° van de RMI-wet.

(12) Art. 60, § 2 van de OW.

(13) Art. 4 van de RMI-wet.

(14) Art.17 van de RMI-wet.

(15) Art.4, §3 van de RMI-wet.

(16) Art.11 en art.13, §2 van de RMI-wet.

(17) Arbrb. Brussel, 31 oktober 2001, Inforum nr. 190009.

(18) Art. 34 KB RMI.

(19) Art. 1, 1° van de wet van 1965.

(20) De hoofdverblijfplaats is de plaats waar een gezin of alleenstaande gewoonlijk verblijft. Het is de plaats waar men het grootste deel van het jaar verblijft. De hoofdverblijfplaats wordt bepaald op basis van een feitelijke situatie.

(21) Art.2, § 1 van de wet van 1965.

(22) Art.2, § 3 van de wet van 1965.

(23) Art.2, § 7 van de wet van 1965.

(24) Art.2, § 6 van de wet van 1965.

(25) Art. 58, § 3 van de wet van 1976; art. 18, § 3 van de RMI-wet; KB van 20 maart 2003 tot vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van artikel 15, vierde lid van de wet van 1965.

(26) De werkdagen zijn maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag, behalve bij feestdagen. Zaterdag en zondag worden niet beschouwd als werkdagen in België aangezien de meeste diensten gesloten zijn.

(27) Art.62bis van de OW.

(28) Art.9 8, § 1, vijfde lid, van de OW.

(29) Art. 99, § 1 van de OW.

(30) Art. 98, § 1 van de OW.

(31) Art. 98, § 2 van de OW.

(32) Het OCMW kan beslissen om het ELL terug te vorderen bij andere onderhoudsplichtigen maar deze optie is facultatief.

(33) Art. 12 van het KB van 9 mei 1984 tot uitvoering van artikel 100bis, § 1 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn (B.S. 24 mei 1984, Inforum nr. 117246).

(34) Art. 11 van het KB van 9 mei 1984.

(35) Art. 98, § 2 van de OW.

(36) Art. 13 van het KB van 9 mei 1984.

(37) Art. 98, § 2 van de OW.

(38) Art. 100 van de OW.

(39) Art. 100bis, § 2 van de OW.

(40) Art. 11, § 2 van de wet van 1965 en art. 1, eerste lid van het MB van 30 januari 1995 tot regeling van de terugbetaling door de staat van de kosten van de dienstverlening door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn toegekend aan een behoeftige die de Belgische nationaliteit niet bezit en die niet in het bevolkingsregister is ingeschreven (B.S. 3 maart 1995, Inforum nr. 82091).

(41) Art. 1, vijfde lid van het MB van 30 januari 1995.

(42) Art. 60, § 3, tweede lid van de OW.

(43) Behoudens toepassing van art. 5, § 1, 3° van de wet van 1965 dat bepaalt dat “(…) zijn ten laste van de Staat de kosten van de bijstand verleend (…) aan een kind van minder dan achttien jaar dat, naar gelang van het geval: geboren is uit onbekende vader en moeder; een natuurlijk kind is dat door geen van zijn beide ouders is erkend; een kind van Belgische nationaliteit is dat bij de geboorte werd verlaten en waarvan de moeder niet ingeschreven was in het bevolkingsregister”.

(44) Arbh. Brussel, 24 mei 2007, 8 e kamer, Inforum nr. 223062B.

(45) Arbh. Brussel, 24 mei 2007, 8 e kamer.

(46) Arbh. Brussel, 24 mei 2007, 8 e kamer; Arbh. Brussel, 19 april 2007, 8 e kamer, Inforum nr. 223058.

up

18. Andere technische fiches in verband met het onderwerp

up

19. Andere nuttige links