Voorschotten op sociale uitkeringen

Versie nr.: 01
Online sinds: 19-11-2007
Laatste wijziging: 07-07-2008
Printklare versie: TF_voorschotten_op_sociale_uitkeringen__Nl__1.pdf

  1. Gebruiksaanwijzing en afkortingen
  2. Context
  3. Wat is een voorschot op sociale uitkeringen?
  4. Wat is het verschil tussen een voorschot op sociale uitkeringen en terugvorderbare steun?
  5. Wie kan aanspraak maken op een voorschot op sociale uitkeringen?
  6. Welk OCMW is territoriaal bevoegd?
  7. Het aangesproken OCMW is territoriaal niet bevoegd: wat moet er gebeuren?
  8. Het aangesproken OCMW is territoriaal bevoegd: wat moet her gebeuren?
  9. De subsidie van de federale overheid
  10. De terugvordering van een voorschot op sociale uitkeringen
  11. Bijzonderheden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
  12. Veelgestelde vragen
  13. Wettelijke basis
  14. Voetnoten
  15. Andere nuttige fiches i.v.m. het onderwerp
  16. Andere nuttige links

1. Gebruiksaanwijzing en afkortingen

De Technische Fiches zijn bedoeld om de terreindeskundigen een praktische, duidelijke en geactualiseerde informatie te verschaffen over de verschillende vormen van steun en diensten aangeboden door de OCMW’s. Iedere fiche probeert exhaustief te zijn, maar in geval van twijfel is het aangeraden andere bronnen te raadplegen.

Alle Technische Fiches staan ter beschikking op de website www.ocmw-info-cpas.be.

Om de verschillende vormen van steun, die zijn opgenomen in de fiches, te kennen, kan u informatie opzoeken zowel via een inventaris als via een alfabetische trefwoordenlijst.

We vestigen de aandacht van de lezer er op dat het belangrijk is de datum van de laatste actualisering van de fiche na te gaan (zie datum onder de titel van de fiche).

Elke fiche hanteert in het algemeen dezelfde structuur. Na een beschrijving van de context, gaat de fiche verder met het geven van een antwoord op de vragen wat is het?, wie is er rechthebbende? en welk OCMW is er bevoegd?. Vervolgens worden de toepassingsmanieren behandeld, met name in het onderdeel wat moet het bevoegde OCMW doen om de steun toe te kennen? Voor elke vorm van steun wordt er ook een onderdeel besteed aan de staatssubsidie.

Naast iedere technische fiche die een bepaalde vorm van steun behandelt, bestaat er in principe ook een gebruiksvriendelijke fiche.

Deze gebruiksvriendelijke fiche geeft een antwoord op de concrete vragen van gebruikers en is opgesteld in de vorm van “Veelgestelde Vragen”.

We raden deskundigen dan ook aan van de gebruiksvriendelijke fiches te raadplegen. Deze behandelen immers dezelfde onderwerpen als de technische fiches, maar dan vanuit het standpunt van de steunaanvrager. Deze gebruiksvriendelijke fiches kunnen ook dienen als informatiedocument voor het grote publiek.

De informatie die hier wordt aangeboden is geen wettige basis om rechten te doen gelden. Daarvoor verwijzen we naar wetteksten en reglementen.

Afkortingen die in deze fiche worden gebruikt:

up

2. Context

In de RMI-wet van 2002 en de organieke wet van 1976 voorziet de wetgever enkele instrumenten die de OCMW’s in staat stellen hun taak, namelijk personen en gezinnen de mogelijkheid geven een menswaardig leven te leiden, zo goed mogelijk uit te oefenen.

Een essentieel onderdeel van de taak van de OCMW’s is mensen bijstaan bij het doen gelden van hun recht op sociale uitkeringen. In de organieke wet van 1976 wordt expliciet bepaald dat het OCMW alle nodige stappen moet ondernemen om de gebruikers van het OCMW alle rechten en voordelen te verschaffen waarop zij in het kader van de Belgische of vreemde wetgeving aanspraak kunnen maken.

Bovendien moet het OCMW op grond van artikel 60, § 3, van de organieke OCMW-wet materiële hulp in zijn meest aangewezen vorm verlenen. Op basis van dit principe kunnen de OCMW’s een voorschot op sociale uitkeringen toekennen indien de persoon over geen andere bron van inkomsten beschikt om in zijn behoeften te voorzien.

Indien een gehandicapte, gepensioneerde, werkloze of rechthebbende op kinderbijslag een aanvraag indient om aanspraak te kunnen maken op een sociale voorziening waarop hij recht heeft, neemt de behandeling van deze aanvraag soms heel wat tijd in beslag. Indien deze sociale voorziening zijn enige bron van inkomsten is maar niet meteen wordt uitgekeerd, zal deze persoon geen bestaansmiddelen hebben. De voorschotten die door het OCMW worden uitgekeerd, bieden hiervoor dus een oplossing.

Tot en met 30 september 2005 konden de OCMW’s ook voorschotten op alimentatie toekennen. De artikelen 68bis en volgende van de organieke wet van 1976 bepalen immers dat de onderhoudsplichtige ouder van wie de inkomsten niet hoger zijn dan een bepaald bedrag, aanspraak kan maken op voorschotten op alimentatiegeld dat door de andere ouder moet worden betaald, indien deze laatste de alimentatie voor zijn kinderen niet heeft betaald gedurende twee, al dan niet opeenvolgende termijnen in de loop van de twaalf maanden die aan de aanvraag voorafgaan.

Sinds 1 oktober 2005 wordt deze taak niet meer uitgevoerd door de OCMW’s maar door de Dienst voor Alimentatievorderingen (DAVO).

Voor meer informatie over de Dienst voor Alimentatievorderingen (DAVO), zie: http://minfin.fgov.be/portail1/nl/brochure/publicaties/pdf/Brochure_alimentatie_2007.pdf

Het is belangrijk dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen het toekennen van voorschotten op sociale uitkeringen, waar het in deze fiche over gaat, en de bepaling door het OCMW van de bijdrage van de begunstigde in de kosten voor sociale bijstand. (Zie rubriek 4 “Wat is het verschil tussen een voorschot op sociale uitkeringen en terugvorderbare steun?”)

up

3. Wat is een voorschot op sociale uitkeringen?

Een voorschot is een tijdelijke financiële hulp die het OCMW kan toekennen aan personen die:

In deze fiches worden enkel de voorschotten op sociale uitkeringen (kinderbijslag, werkloosheidsuitkeringen, pensioenen, ziekte- of invaliditeitsuitkeringen, ...) behandeld.

In het algemeen gelden de mechanismen die in deze fiche worden beschreven, echter ook voor voorschotten op andere vormen van niet beschikbaar inkomen.

Sinds 1 oktober 2005 worden voorschotten op kinderalimentatie niet meer toegekend door de OCMW’s maar door de Dienst voor Alimentatievorderingen (DAVO) bij de FOD Financiën.

Voor meer informatie over de Dienst voor Alimentatievorderingen (DAVO), zie: http://minfin.fgov.be/portail1/nl/brochure/publicaties/pdf/Brochure_alimentatie_2007.pdf

up

4. Wat is het verschil tussen een voorschot op sociale uitkeringen en terugvorderbare steun?

Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de toekenning van een voorschot op sociale uitkeringen enerzijds en van terugvorderbare steun anderzijds.

Voorschotten worden uitgekeerd aan personen die een bijstand van het OCMW hebben aangevraagd in afwachting van een sociale uitkering of van een niet beschikbaar inkomen waarop zij recht hebben. Zodra deze bron van inkomsten beschikbaar is, vordert het OCMW – gewoonlijk bij de uitbetalende instelling – onmiddellijk de bedragen terug, die het de persoon in de vorm van een voorschot heeft uitgekeerd (zie rubriek 10 “De terugvordering van een voorschot op sociale uitkeringen”).

Naast voorschotten op sociale uitkeringen mag een OCMW ook een deel van een sociale bijstand toekennen in de vorm van een “terugvorderbaar voorschot”. Artikel 98, § 1, van de organieke OCMW-wet bepaalt immers dat het OCMW de bijdrage van de begunstigde in de "kosten voor sociale bijstand" mag bepalen, rekening houdend met de inkomsten van deze persoon. (2)

Naast de betaling van voorschotten, waar het in deze fiche over gaat, mag het OCMW in bepaalde gevallen dus ook steun toekennen die door de begunstigde wordt terugbetaald. Gewoonlijk is dit het geval indien het OCMW bijdraagt in tijdelijke of uitzonderlijke kosten.

Zo mag het OCMW beslissen om de bedragen terug te vorderen die werden toegekend voor de betaling van een huurwaarborg; ook met betrekking tot de betaling van medische facturen of facturen voor studiekosten, gas en elektriciteit, mag het OCMW beslissen om een deel van de toegekende bedragen terug te vorderen.

Let op: indien het OCMW wenst dat de begunstigde van de bijstand een deel van de toegekende bedragen terugbetaalt, moet het dit voorzien in zijn beslissing. Het gaat hier immers om een modaliteit ter bepaling van de vorm en omvang van de sociale bijstand die door het OCMW wordt verleend. Bovendien mag het OCMW slechts een gedeeltelijke of gehele terugbetaling van de sociale bijstand eisen voor zover deze terugbetaling het recht van de persoon op een menswaardig leven niet in gevaar brengt. Het OCMW moet dus rekening houden met de bronnen van inkomsten van de persoon als het bedrag van de bijdrage bepaalt.

De bijdrage in de “kosten voor sociale bijstand” is niet onderworpen aan dezelfde rechten en verplichtingen als de terugbetaling van voorschotten op sociale uitkeringen (het OCMW heeft bv. geen wettelijke subrogatie).

up

5. Wie kan aanspraak maken op een voorschot op sociale uitkeringen?

In principe kent het OCMW een voorschot toe indien de persoon behoeftig isen recht op een sociale uitkering heeft.

Voorwaarde 1: Behoeftig zijn

In de organieke wet van 1976 wordt niet nader omschreven wat “behoeftig” precies betekent. De rechtspraak stelt dat de staat van behoeftigheid moet worden bepaald op basis van de inkomsten en lasten (zoals huur, kosten voor verwarming, elektriciteit en water, kinderlast, …) van de persoon en de personen waarmee hij samenwoont.

Op het gebied van sociale bijstand (zoals het voorschot op sociale uitkeringen) bestaan er geen bepalingen die bepaalde bronnen van inkomsten uitsluiten voor de bepaling van de staat van behoeftigheid. De sociale bijstand moet immers worden aangepast aan de huidige werkelijke behoeften van de begunstigde.

Het OCMW bepaalt de staat van behoeftigheid op basis van de specifieke situatie van de persoon.

Voorwaarde 2: Recht hebben op een sociale uitkering

De persoon moet recht hebben op een sociale uitkering (bv. een werkloosheiduitkering) die nog niet werd uitbetaald. Aangezien de sociale uitkering waarop de persoon recht heeft, niet werd uitgekeerd, heeft deze de hulp nodig van het OCMW om in afwachting van de betaling te voorzien in zijn behoeften. Het OCMW kent bijgevolg een voorschot op verworven maar nog niet uitbetaalde rechten toe.

up

6. Welk OCMW is territoriaal bevoegd?

a) Algemene regel:

Het steunverlenend centrum (3) is in principe territoriaal bevoegd, dit wil zeggen het OCMW van de gemeente waar de persoon die hulp nodig heeft, zijn hoofdverblijfplaats (4) heeft.

Om het steunverlenend centrum te kunnen bepalen, is het moment waarop de behoefte aan bijstand ontstaat (het ogenblik van de aanvraag) van doorslaggevend belang en moet voorrang worden gegeven aan de feitelijke omstandigheden in plaats van aan de inschrijving in de bevolkingsregisters.

b) Uitzonderingen:

In bepaalde bijzondere gevallen kunnen andere regels van territoriale bevoegdheid toegepast worden:

i) Indien de persoon zich bij het indienen van de aanvraag bevindt in een instelling bedoeld in artikel 2, § 1, van de wet van 1965:

Deze paragraaf gaat over instellingen zoals erkende rusthuizen, psychiatrische ziekenhuizen, enz. Het OCMW van de gemeente waar de aanvrager voor zijn hoofdverblijf ingeschreven isin het bevolkings- of vreemdelingenregister (5) is bevoegd. Er wordt rekening gehouden met de inschrijving op het ogenblik van de opneming van de persoon in een instelling.

Indien er geen inschrijving is voor het hoofdverblijf op het ogenblik van de opneming in de instelling, is de algemene regel van het steunverlenend centrum van toepassing. Indien een persoon tijdens zijn verblijf in een instelling bedoeld in artikel 2, § 1 van de wet van 1965 achtereenvolgens en zonder onderbreking wordt opgenomen in verscheidene instellingen, blijft eenzelfde OCMW territoriaal bevoegd om steun te verlenen (6).

ii) Indien de aanvrager dakloos is en niet in een instelling verblijft:

Het OCMW van de gemeente waar de aanvrager zich bevindt, d.w.z. de plaats waar de betrokkene zijn feitelijke verblijfplaats heeft, is bevoegd (7).

iii) Indien de aanvrager een asielzoeker is:

Volgens artikel 2, § 5 van de wet van 1965 is het OCMW van de gemeente waar de steunaanvrager in het wachtregister is ingeschreven, bevoegd. Indien in de inschrijving van een asielzoeker verschillende gemeenten zijn vermeld, dan is het OCMW van de gemeente die aangeduid is als verplichte plaats van inschrijving (code 207) bevoegd om steun toe te kennen.

iv) Indien de aanvrager studies met volledig leerplan volgt en jonger is dan 25 jaar:

Het OCMW van de gemeente waar de student op het ogenblik van de aanvraag zijn inschrijving als hoofdverblijfplaats heeft in het bevolkings- of vreemdelingenregister, is bevoegd. Dit OCMW blijft bevoegd voor de hele ononderbroken duur van de studie (8). De territoriale bevoegdheid voor studenten staat ook in detail beschreven in de Fiche “Geïndividualiseerd project maatschappelijke integratie inzake studies met een volledig leerplan”. (Zie ook fiche "Geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie inzake studies met een voltijds leerplan").

up

7. Het aangesproken OCMW is territoriaal niet bevoegd: wat moet er gebeuren? (9)

Indien het OCMW een steunaanvraag ontvangt waarvoor het zich niet bevoegd acht, dient het als volgt te handelen (10) :

Zolang de reden van het doorsturen niet is meegedeeld aan de aanvrager en de aanvraag niet is verstuurd, blijft het eerste OCMW verplicht om de aanvraag te behandelen en dient het, indien de voorwaarden zijn vervuld, de steun toe te kennen.

Indien het tweede OCMW zich ook onbevoegd verklaart dient het dit onmiddellijk te signaleren aan de POD MI. Concreet moet deze een aanvraag indienen om een voorlopig bevoegd centrum te bepalen bij de Dienst Bevoegdheidsconflicten van de POD MI en dit binnen de vijf werkdagen (11) volgend op de ontvangstdatum van de aanvraag verstuurd door het eerste OCMW.

De aanvraag voor de bepaling van de voorlopige bevoegdheid dient als volgt te gebeuren:

De aanvraag voor het bepalen van de bevoegdheid dient de volgende elementen te bevatten:

  1. alle informatie over de identiteit van de betrokkene;
  2. een beschrijving van de feitelijke elementen en juridische elementen waarop het OCMW zich baseert voor de onbevoegdverklaring (het OCMW moet op synthetische wijze alle pertinente feiten vermelden om de bevoegdheid te bepalen en zijn territoriale onbevoegdheid beargumenteren in de gegeven omstandigheden);
  3. een kopie van de gemotiveerde beslissing voor onbevoegdheid verzonden door het eerste centrum;
  4. de gegevens van de persoon die het dossier behandelt.

De persoon die het dossier behandelt bij het OCMW moet snel en rechtstreeks gecontacteerd kunnen worden om eventueel bijkomende informatie te leveren.

De Minister maakt zijn beslissing, in principe onmiddellijk, over aan het OCMW dat werd aangeduid om zich uit te spreken over de steunaanvraag.

Het OCMW dat op deze manier wordt aangewezen moet onmiddellijk contact opnemen met de steunaanvrager om een snelle behandeling van de aanvraag mogelijk te maken en dit vanaf de datum van de originele aanvraag.

De andere OCMW’s betrokken in het bevoegdheidsconflict ontvangen ter informatie van de Minister een eensluidend afschrift van zijn beslissing.

Het OCMW aangeduid door de Minister conform deze procedure is bevoegd om een beslissing te nemen over de steunaanvraag.

up

8. Het aangesproken OCMW is territoriaal bevoegd: wat moet er gebeuren?

Indien het OCMW territoriaal bevoegd is, moet er rekening worden gehouden met de volgende gegevens:

a) De voorschotaanvraag heeft betrekking op een sociale uitkering

In principe gaat het om iedere sociale uitkering ter vervanging of ter aanvulling. Voorschotten op kinderalimentatie worden echter niet langer toegekend door het OCMW maar door de Dienst voor Alimentatievorderingen (DAVO) bij de FOD Financiën.

b) De vordering moet bestaan op het ogenblik dat het voorschot wordt toegekend

Het OCMW mag zich slechts subrogeren in de rechten van de persoon voor zover het de belangstellende een voorschot op een vordering toekent, die bestaat op het ogenblik dat de bijstand wordt verleend. De vordering moet dus bestaan op het ogenblik dat de bijstand wordt verleend om de voorschotten rechtstreeks te kunnen terugvorderen bij de uitbetalende instelling (HVW, ziekenfonds, enz.) of bij de persoon zelf. Hierbij mag het niet gaan om een voorschot op een toekomstige vordering (bv. werkloosheidsuitkeringen die kunnen worden uitgekeerd op basis van een recht dat slechts over enkele maanden ingang vindt).

c) Het OCMW moet de uitbetalende instelling of iedere andere schuldenaar van de subrogatie op de hoogte brengen

De toegekende voorschotten op sociale uitkeringen moeten aan het OCMW worden terugbetaald. Hiervoor moet het OCMW de uitbetalendeinstelling te gelegener tijd van zijn tussenkomst op de hoogte brengen door het bedrag en de data waarop de voorschotten werden uitgekeerd, evenals de wetsartikelen waarop het zich baseert, duidelijk te vermelden.

Zodra de uitbetalende instelling (HVW, ziekenfonds, FOD Sociale Zekerheid, …) op de hoogte werd gesteld, is de subrogatie effectief en wordt het OCMW gesubrogeerd in de rechten van de persoon die het met de toegekende bedragen heeft bijgestaan. Vanaf dat ogenblik is de instelling die de uitkering schuldig is, verplicht het OCMW terug te betalen. Indien de instelling toch de oorspronkelijke schuldeiser betaalt, zal ze opnieuw het OCMW moeten terugbetalen. (zie rubriek 10 “De terugvordering van een voorschot op sociale uitkeringen”).

up

9. De subsidie van de federale overheid

Aangezien het om een terugvorderbare bijstand gaat, kent de staat geen subsidie toe.

Het OCMW wordt rechtstreeks terugbetaald door de schuldplichtige instelling voor de bedragen die het de persoon in de vorm van voorschotten heeft uitgekeerd.

up

10. De terugvordering van een voorschot op sociale uitkeringen

Gewoonlijk wordt een voorschot op sociale uitkeringen teruggevorderd via het mechanisme van de wettelijke subrogatie. Het is echter ook mogelijk om het voorschot terug te vorderen bij de begunstigde.

a) Wettelijke subrogatie

Volgens artikel 99, § 2, van de organieke OCMW-wet wordt het OCMW dat een voorschot op een sociale uitkering toekent, van rechtswege voor het bedrag van dit voorschot gesubrogeerd in de rechten met betrekking tot achterstallige betalingen waarop de begunstigde van de sociale uitkering aanspraak mag maken.

Wettelijke subrogatie ten gunste van het OCMW is enkel mogelijk bij de toekenning van voorschotten. Voor de terugvordering bij de uitbetalende instelling is de goedkeuring van de begunstigde niet vereist.

Wettelijke subrogatie is van toepassing indien er aan de volgende voorwaarden voldaan is:

Voorwaarde 1

Het voorschot moet zijn toegekend op een sociale uitkering (werkloosheidsuitkering, kinderbijslag, ziekte- of invaliditeitsuitkering, pensioen, …) waarop de persoon recht heeft op het ogenblik dat het OCMW de bijstand verleent. De vordering moet dus bestaan op het ogenblik dat de bijstand wordt verleend. Het moet gaan om bestaande maar nog niet uitbetaalde rechten.

Wettelijke subrogatie is dus niet van toepassing voor de terugvordering van toekomstige vorderingen.

Voorwaarde 2

Wettelijke subrogatie is beperkt tot het bedrag van de voorschotten die het OCMW heeft toegekend. Het OCMW kan dus niet méér terugvorderen dan wat het in de vorm van een voorschot aan de persoon heeft toegekend.

Voorwaarde 3

Wettelijke subrogatie is beperkt tot de rechten met betrekking tot achterstallige betalingen waarop de begunstigde aanspraak mag maken. De instelling betaalt het OCMW dus geen bedrag uit dat hoger is dan het bedrag waarop de persoon recht heeft.

Te gelegener tijd moet het OCMW de uitbetalende instelling of iedere andere schuldenaar op de hoogte brengen van zijn tussenkomst en dat het wil worden gesubrogeerd in de rechten van de persoon. Het moet het bedrag en de data waarop de voorschotten werden uitgekeerd, evenals de wetsartikelen waarop het zich baseert, duidelijk vermelden.

Pas vanaf dan is de subrogatie effectief en wordt het OCMW gesubrogeerd in de rechten van de persoon die het met de toegekende bedragen heeft bijgestaan. De instelling die de uitkering schuldig is, is dan verplicht het OCMW terug te betalen. Indien de instelling toch de oorspronkelijke schuldeiser uitbetaalt, zal ze opnieuw het OCMW moeten terugbetalen.

In tegenstelling tot een bedongen subrogatie is de goedkeuring van de begunstigde niet vereist.

Het OCMW wordt binnen de vijf jaar terugbetaald, te rekenen vanaf de datum waarop de voorschotten werden toegekend.

Artikel 24, § 1, van de RMI-wet bepaalt eveneens dat het OCMW gerechtigd is de bijstandsuitkering terug te vorderen indien de persoon nadien een beslissing ontvangt betreffende inkomsten met betrekking tot de rechten die deze persoon had gedurende de periode dat de bijstandsuitkering werd toegekend (bv. een werkloosheidsuitkering die met terugwerkende kracht wordt toegekend als gevolg van een gerechtelijke beslissing). Op grond van artikel 24, § 1, van de RMI-wet wordt het OCMW wettelijk gesubrogeerd in de rechten die de persoon heeft tegenover diegenen die het bedoelde bedrag schuldig zijn (bv. niet-uitbetaalde werkloosheidsuitkeringen).

b) Terugvordering bij de begunstigde

Zowel artikel 99 van de organieke OCMW-wet als artikel 24, § 1, van de RMI-wet bepalen dat als een persoon beschikt over inkomsten op grond van rechten die hij heeft gedurende de periode dat het OCMW hem bijstand verleent (financiële sociale bijstand of bijstandsuitkering), het OCMW de kosten voor deze bijstand bij de persoon kan terugvorderen tot het bedrag van de bovenbedoelde inkomsten.

Naast wettelijke subrogatie waardoor het OCMW de voorschotten rechtstreeks kan terugvorderen bij de schuldplichtige instelling, kan het OCMW het toegekende voorschot dus ook bij de persoon terugvorderen.

up

11. Bijzonderheden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Met betrekking tot deze maatregel zijn er geen bijzonderheden die eigen zijn aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

up

12. Veelgestelde vragen

Kan het OCMW het voorschot toekennen in de vorm van een bijstandsuitkering?

Ja, het voorschot kan de vorm aannemen van een bijstandsuitkering zodra de persoon voldoet aan de voorwaarden om aanspraak te maken op het RMI. Artikel 24, § 1, 2°, van de RMI-wet bepaalt dat de bijstandsuitkering die in de vorm van een voorschot wordt toegekend, kan worden teruggevorderd ten laste van de persoon. Bovendien wordt het OCMW van rechtswege gesubrogeerd in de rechten van de persoon met betrekking tot de uitkeringen en andere bronnen van inkomsten waarop hij aanspraak kan maken.

Geldt artikel 1410 van het Gerechtelijk Wetboek in geval van terugvordering van een voorschot?

Neen, artikel 99 van de organieke OCMW-wet en artikel 24, § 1, van de RMI-wet wijken expliciet af van alle bepalingen in artikel 1410 van het Gerechtelijk Wetboek. Het OCMW vordert dus ten laste van de uitbetalende instelling de voorschotten op sociale uitkeringen terug zonder rekening te houden met quota en uitkeringen die niet vatbaar zijn voor beslag en overdracht.

Moet de persoon een verbintenis tot terugbetaling ondertekenen om het(de) voorschot(ten) te kunnen terugvorderen bij de uitbetalende instelling?

Indien het OCMW handelt op basis van wettelijke subrogatie, moet de persoon geen overdracht van (inkomsten)vorderingen onderteken. In praktijk blijkt echter dat wettelijke subrogatie niet altijd wordt aanvaard door de uitbetalende instellingen, als de persoon geen document heeft ondertekend. Uit voorzorg vraagt het OCMW dus gewoonlijk aan de begunstigde van de voorschotten om een document te ondertekenen dat het OCMW de bevoegdheid verleent om het bedrag van het toegekende voorschot op de uitkeringen terug te vorderen.

Opdat het zo efficiënt mogelijk te werk kan gaan, voorziet het OCMW de volgende documenten:

De brief die de instelling op de hoogte brengt van de toekenning van voorschotten door het OCMW, is van bijzonder belang aangezien de instelling zonder deze brief terecht de persoon zal uitbetalen.

up

13. Wettelijke basis

a) Wetten

Artikel 99, § 2 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Artikel 24, § 1 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie .

b) Andere

Omzendbrief van 3 februari 2003 – Voorschotten op sociale uitkeringen – individualisering van het recht op maatschappelijke integratie (Inforum nr. 184700)

up

14. Voetnoten

(1) Persconferentie van 17 mei 1994 georganiseerd door de Afdeling Maatschappelijk Welzijn van de VBSG «  Sécurité sociale : un droit pour tous » ; « annexe 1 : le système d’avances octroyées par les CPAS » (doc. nr. 74341 bib. VSGB) (Inforum nr. 74341).

(2) De kosten voor sociale bijstand zijn omschreven in artikel 97 van de organieke OCMW-wet, met name de betalingen in speciën, huisvestingskosten, hospitalisatiekosten, etc.

(3) Artikel 1, 1° van de wet van 1965.

(4) De hoofdverblijfplaats is de plaats waar een gezin of een individuele persoon gewoonlijk verblijft (waar men voor het grootste deel van het jaar verblijft ). De hoofdverblijfplaats wordt bepaald op basis van een feitelijke situatie.

(5) Artikel 2, § 1 van de wet van 1965.

(6) Artikel 2, § 3 van de wet van 1965.

(7) Artikel 2, § 7 van de wet van 1965 .

(8) Artikel 2, § 6 van de wet van 1965 .

(9) KB bevoegdheidsconflicten.

(10) Artikel 58, §3 van de wet van 1976; artikel 18, §3 wet RMI; KB van 20 maart 2003 tot vaststelling van de uitvoeringsmodaliteiten van 15, vierde lid van de wet van 1965.

(11) De werkdagen zijn maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag, behalve bij feestdagen. Zaterdag en zondag worden niet beschouwd als werkdagen in België, aangezien de meeste diensten gesloten zijn.

up

15. Andere nuttige fiches i.v.m. het onderwerp

up

16. Andere nuttige links